Oma Sjaan

Dankbaar ben ik dat ik een grootmoeder als oma Sjaan heb mogen meemaken gedurende mijn jeugd en deels volwassen leeftijd. Ik heb zoveel herinneringen aan oma en kan haar nog zo helder voor de geest halen. Haar korte, ronde postuur,  die in een knot verborgen immense haarlengte, haar typische schaterlachje, dat guitige gezicht, haar slechthorendheid en de ringleiding in huis voor haar gehoorapparaatjes, haar hazenslaapjes voor de TV,  haar wakker geschrokken gezicht gevolgd door een boze blik als opa de TV expres van kanaal verwisselde, het puzzelen, haar bruine lederen tas waar altijd wel ergens snoep in te vinden was, haar plekje op de bank recht voor de TV  bij het raam, die enorme mok thee met melk voor de hele dag, haar bamboe in de voortuin, en af ten toe wat wietplantjes in de achtertuin. Haar witte vest. Haar mocassin instappers. Vrienden die ik meebracht die na het voorstellen steevast een kus kregen, het hoije zeggen bij aankomst. Er is zoveel om op te noemen. Als laatste wil ik nog de liefde benoemen die zij voor haar hele kroost koesterde.  Ik zie haar nog met haar wijsvinger naar me wapperen. Ik hou van jullie allemaal en evenveel hoor! Ik heb geen lievelingen! Met die laatste opmerking refereerde ze naar mijn andere grootmoeder omdat die wel haar lievelingen had. Fijn voor de lieveling, niet voor andere broertjes en zusjes. Wat een mooie persoonlijkheid was ze toch! Als een van haar oudste kleinkinderen is mijn beleving natuurlijk anders dan mijn jongere neven en nichten. Wij woonden niet in de buurt en kwam alleen in de weekenden op bezoek. Haar oma pannenkoek periode heb ik  bijvoorbeeld niet meegemaakt. En voor de jongsten is de belevenis al helemaal anders, of die is er niet.  Ik herinner me nog de verjaardagen. Het huisje op de Rembrand van Rijnstraat 62 was dan tjokvol. tel maar na. Elf kinderen, elf partners, nog veel meer kleinkinderen en achterkleinkinderen. En dan waren er zo nu en dan nog wat oudooms en tantes en vrienden en kennissen. Veel volk en altijd genoeg eten in huis. Hoe vaak ik niet in de gang of op de trap mijn bordje heb leeggegeten.  Oma Sjaan, officieel Jeanette, was ondanks haar lengte van nog geen anderhalve meter fysiek een sterke vrouw. In haar jeugd werkte ze op een boerderij. Ik herinner me nog dat ze een keer haar hand op mijn hoofd zette en die naar beneden duwde bij wijze van grap omdat wij, haar kleinzonen, zo ontzettend lang waren. Nou dat voelde ik wel in mijn nek! Haar wandeltempo lag erg laag. Ze was minder goed ter been. Maar daar ging iedereen prima mee om. Niemand was ongeduldig. Een wandeling, met boodschappenwagentje, naar de supermarkt even verderop duurde langer dan de boodschappen zelf. Ik weet nog dat we samen met opa en oma op een rommelmarkt in de Brabanthallen in Den Bosch waren. Iedereen zei: 'let goed op oma!' En toen was ze kwijt. Zie die maar eens terug te vinden in die mensenmassa.  Een half uurtje later vonden we haar, lekker struinend op haar eigen tempo langs de kraampjes en vooral kijkend wat er ook onder de tafels gestald lag. En dan die stoïcijnse blik toen we haar vertelde dat we haar kwijt waren. Ik ben gewoon hier hoor!  Oma was daarnaast slechthorend. Ook dat waren we gewend. Op een gegeven moment had ze nieuwe gehoorapparaten. Daarmee kon ze zelfs bellen. Toen ik haar aan de telefoon had was ik net zo verbaasd als zij zelf. Ik zie haar nog zitten bij ons thuis op de bank in de hoek bij het raam. Zo ongeveer eens in de maand bezochten opa en oma ons in Zaltbommel, en alleen voor oma stond pa zijn vaste plek af. Die twee hadden een klik. Als pa op stap wilde met zijn schoonouders, kreeg hij van schoonpapa te horen dat hij dat beter zelf moest vragen. Hij kreeg nooit een ja. Pa wel. Oma was de eenvoud zelve. En hoe ouder ik wordt, hoe meer ik daar van leer begrijpen. Oma heeft weinig school gehad. Haar wees zijn en de oorlogsjaren zaten dat in de weg. Toch heeft ze zichzelf, ondanks de drukte van een gezin met elf kinderen, goed ontwikkeld. Het puzzelen hielp haar daar bij. Toen opa overleed in april ’96 zag ik wat het met haar deed. Ze kon het niet zien, hield zich flink, maar van binnen teerde ze weg. Haar laatste vier levensjaren waren eenzaam. Ze bleef haar dingetjes doen, maar voor haar was het klaar. Na een operatie aan haar darmen, kwam ze even bij. Ze had erg veel pijn. Toen ze weer in slaap viel werd ze niet meer wakker. Ze stierf op 10 december 2000 in het Maasziekenhuis in Boxmeer. Het intense verdriet dat ik ervoer bij het overlijden van opa, was nu anders. Ik voelde een sterk gemis, verdrietig zeker, maar ergens wist ik dat ze haar man enorm miste. In de aula waar ze lag opgebaard, nam ik plaats achterin. Ik wilde het hele tafereel aanschouwen, er niet perse midden in staan. Het zonlicht drong zich door het ronde raam met prachtig glas in lood werk, en scheen in alle kleuren op de kist. Er was prachtige muziek uitgezocht. 'The first time I ever saw your face' kan ik niet meer horen zonder aan  dat moment te denken. Haar kinderen stonden om de kist. Ik was niet bezig met mijn eigen verdriet. Ik keek naar het geheel en liet het op me inwerken. Wat een mooie familie en wat een mooi afscheid. Die ervaring is een van de diepste momenten geweest in mijn leven, en het paste zo precies bij oma. Dat begreep ik toen heel goed. Helemaal alleen in de wereld groeide zij op. Haar ouders kende zij niet. Haar familie kende ze niet. En dat kwam ze pas te weten in de oorlog, want ze dacht tot dan dat haar pleeggezin haar echte ouders waren. Zoiets doet wat met een mens. Misschien was dat haar motivatie om een groot gezin te stichten. Toch ben ik net als haar, benieuwd naar haar ouders en voorouders. Wie waren dat precies en wat speelde zich af waardoor oma in een weeshuis belande? Wat is er waar van de familieverhalen? Kortom veel vragen.  Het onderzoek naar de ouders en voorouders van oma begint lastig. Na haar overlijden op 10 december 2000 is haar geboortebewijs onvindbaar. Ik vraag me af of zij dit überhaupt in haar bezit heeft gehad. Ik moet het dus doen met de feiten die bekend zijn. Oma groeide dus op als wees. Haar vader heeft ze nooit gekend.  De vage herinneringen van haar moeder kennen geen gezicht. Wat zij zich herinnert is een dame met het haar op een knot. Haar naam kent ze wel. Ernestine Bogaardt. Ze geeft haar eerste dochter de naam Ernestine. Ze weet later ook dat haar moeder eerder is getrouwd met een Karel Hof, en dat uit dit huwelijk een oudere halfbroer en halfzuster moeten zijn geboren. De namen van haar vader zouden zijn geweest Johan Coenraad Doppert. Met zo weinig aan gegevens ging ik aan de slag. Ik had toen niet kunnen vermoeden dat ik zoveel zou gaan vinden. Waarom ik hieraan nooit eerder ben begonnen  weet ik niet. Als ik oma mijn bevindingen had kunnen voorleggen had haar leven zoveel meer achtergrond gekregen. In 2012 lukte het mij zelfs een foto van haar moeder te bemachtigen. Waarschijnlijk de enige foto die van haar nog bestaat.  Wil niet iedere wees het gezicht kennen van zijn of haar ouders? Over haar vaders naam heeft nog lang onduidelijkheid bestaan. Na mijn bevindingen concludeer ik dat ze zijn gezicht al die tijd al in bezit heeft gehad via een foto  van haar overgrootvader met zijn kinderen en kleinkinderen. Die kreeg ze van nazaat Louis Doppert die ze in haar eigen voorouderonderzoek had aangeschreven. Hij stuurde zijn verhaal inclusief deze foto en uitleg over welke naam bij welk gezicht hoorde. Maar wat kan je met een foto als je niet weet hoe jij hieraan zelf gerelateerd bent. Ik herinner me dat het oma met behulp van de kinderen was gelukt een aantal halfbroers te vinden. Een van deze halfbroers kwam zij namelijk toevallig tegen in de jaren '50 in een ziekenhuis in Manokwari. Zijn naam werd geroepen. En omdat oma dezelfde achternaam droeg, raakten zij aan de praat. Zijn vader bleek ene Johan Coenraad Doppert. Volgens haar moet dat ook de naam zijn geweest van haar vader. Later, op een familiefeest, verschenen haar halfbroers tezamen.  Het was een fijne ontmoeting. Mijn ontdekkingen hebben echter een hele andere uitkomst. Een uitkomst waarin de halfbroers wel familie blijven maar verre neven blijken. Haar vader moet een andere Doppert zijn geweest. Een Doppert met dezelfde initialen. Dat wel. Later ontdek ik op oma's trouwakte dat oma de voornamen van haar vader nooit heeft geweten. Haar waren alleen maar zijn initialen bekend.

 

19 juli 1929

Het wonderlijke verhaal van Oma Sjaan begint in 1929 in het Oost Javaanse district Bangil, 15 kilometer ten westen van de stad voormalige hoofdstad Pasuruan. Op vrijdag 19 juli ziet ze daar volgens eigen zeggen  het levenslicht. Ik kan het niet bevestigen want ik heb haar geboorteakte niet. Maar het moet er zijn geweest. Oma had dit zelf anders nooit geweten.  Ze weet ook te vertellen dat haar ouders dan al niet meer bij elkaar zijn. Haar moeder luistert naar de naam Ernestine Wilhelmiene en haar achternaam is Bogaardt.  Van haar moeder meent oma zich alleen een dame met het haar in een knot te herinneren. Geen gezicht. Maar ja, hoe betrouwbaar zijn herinneringen?  Misschien was dit wel een van de zusters uit het weeshuis. Haar vader moest haast wel een notoire rokkenjager zijn geweest. Waarom zou haar moeder anders van hem scheiden? En wie was haar vader? Via Johan Coenraad Doppert wordt ze gelinkt aan een lange lijn Doppert voorvaderen waarvan er volgens haar 1 huwde met een dame uit de Kraton van Solo. De naam Johan Coenraad blijkt volgens de archieven echter niet de man te zijn geweest die Ernestine huwde. De man met wie ze deze verbintenis wel aanging luisterde namelijk naar de namen Johan Carel en is inderdaad een nazaat van de Doppert met een echtgenote uit de kraton van Solo. Wel verwarrend twee achternamen met dezelfde initialen.  In  de Indische courant van 2 maart 1923 staat de verloving van oma's ouders vermeld. In diezelfde krant van 27 december 1923 valt te lezen dat het huwelijk is bezegeld op 22 december dat jaar.  Johan Carel is dan 44 jaar oud en Ernestine 25.

Rond 1923 woonden zij in Trenggalek (Oost-Java) op een groot stuk gekocht land. Het huwelijk houdt stand tot ongeveer eind 1928 of 1929.  Als moeder Ernestine  haar echtgenoot heeft verlaten, wordt ze volgens oma op een goed moment bijgestaan door een zekere meneer Mol. Blijkbaar kan oma zich dit ook nog herinneren. Waar Ernestine deze man precies van kent weten we niet. Wel lijkt oma te weten dat haar moeder en deze heer Mol  geen relatie hebben. De man in kwestie blijkt na onderzoek van het Rode Kruis de in Kediri op 11 juni 1902 geboren Frans van Moll. Frans van Moll is op 3 augustus 1922 te Modjokerto  getrouwd met Roselien Monteiro, met wie hij volgens zijn Japanse interneringskaart in de jaren '40 nog steeds is getrouwd. Hij is machine operator geweest in diverse suikerfabrieken.  Hetzelfde werk dat Ernestine's vader heeft uitgeoefend. Wellicht toeval, maar misschien ook niet. Hij woont begin jaren dertig in Porong, vlakbij Bangil. Het huwelijk van Ernestine is niet haar eerste. Ook dat wist oma te vertellen. Haar eerste huwelijk strandde volgens hetzelfde Rode Kruis onderzoek in de jaren twintig en haar ex, ene Carel Hendrik Hoff, nam toen hun beide kinderen onder zijn hoede.  Oma had dus twee oudere broers of zusters. Na 6 jaar huwelijk loopt ze uiteindelijk weg van haar tweede echtgenoot, die verder wil met zijn leven en door haar afwezigheid en onbereikbaarheid een advertentie richt aan haar in het Soerabaijasch Dagblad van 29 juli 1933. Hierin is te lezen dat hij de scheiding al heeft aangevraagd in oktober 1929. Ook zijn initialen worden nu namen:

 

Het Rode kruis meldt dat volgens haar jongste broer Charles, hij zijn oudste zuster Ernestine zij voor het laatst gezien is begin jaren dertig met 2 kleine kinderen waarvan de oudste van ongeveer drie-en-een-half en luisterde naar de naam Tineke. Het jongste kind, oma dus, was ongeveer anderhalf.  Ernestine en de kinderen werden begeleid door Frans van Moll. Hij woonde destijds in Japanan, Gempol (Oost Java).  Niemand weet wat precies is voorgevallen, maar uiteindelijk wordt in ieder geval oma ondergebracht in een weeshuis in Soerabaya. Soerabaya kende in de jaren dertig  voor meisjes het in 1835 opgerichte Protestantse weeshuis op de Jalan Bubutan, en het in 1856 opgerichte Rooms Katholieke weeshuis St Usrsula op de Jalan Braga, in de wijk Kepandjen. Daarnaast bestond er ook het (katholieke ) Don Bosco tehuis, opgezet vanuit missionaren. Mhr. Gerard Ter Veer, overgekomen in 1926 vanuit Bolivia, kreeg als eerste de leiding over dit nieuwe kinderwerk. Aanvankelijk werkte hij met leken. In 1931 kwamen de eerste Dochters der Liefde  zuster Andrea van de Laak, Zuster Amelia Kerckhofs en zuster Henriette Auerbach. Zij stonden aan het begin van een lange rij zusters tot op de dag van vandaag. Over oma's  leven in het weeshuis zijn geen verhalen bekend.

 

In het Soerabaijasch handelsblad van 27 september 1934 staat onder de kop 'Mutaties ingezetenen Soerabaja 'Mevr. E.W. Doppert-Bogaardt geregistreerd als vertrokken van Soerabaja. Ze gebruikt hier dus nog wel de naam van haar echtgenoot, alhoewel de echtscheiding inmiddels al rond is. Maar dat zal zij destijds nog niet hebben geweten. Hierna kom ik haar niet meer tegen.

 

 

Pleeggezin Voorhorst

Vanuit een van deze weeshuizen komt oma in ieder geval terecht in het Nederlands pleeggezin Voorhorst, zonder eigen kinderen. het betreft hier Jan Marinus Johannes Voorhorst en zijn echtgenote Grada, vermoedelijk van Javaanse komaf.  Een huwelijk tussen deze twee vind ik niet. Jan is geboren op 28 mei 1887 in Zoeterwoude als zoon van magazijnmeester Gerrit Voorhorst en zijn echtgenote Grada Eskes.  Vader Gerrit overlijd al op 28 jarige leeftijd. Jan is dan pas zes jaar oud. Moeder Grada trekt naar Leiden en ontmoet zeilmaker Willem Struik. Ze trouwen op 13 augustus 1896 in Deventer. Ze gaan wonen in Markelo waar dus ook Jan opgroeit. Jan vertrekt als militair naar Nederlands Indie in 1920.  De reden die Jan in Nederlands Indië brengt is de militaire dienst. Hij schrijft zich in als plaatsvervanger. In 1918 wordt hij ingedeeld bij de koloniale troepen en vertrekt naar Batavia. Binnen de genietroepen bemachtigt hij zich een functie als magazijnmeester en klimt op tot de functie van adjudant.  Als zijn dienstverband eindigt, wordt hij als burger aangenomen bij hetzelfde magazijn en klimt hij op tot onderluitenant . Onder een extract uit de stamboeken van het KNIL:

Jan bezoekt samen met zijn echtgenote zijn moeder, stiefvader en de overige familie in 1928 als hij met groot verlof mag,  beseffende dat dit weleens de laatste keer kan zijn. Moeder Grada overlijdt in Zwolle op 28 april 1936. Het lijkt erop dat haar Javaanse schoondochter is bekeerd en haar voornamen heeft gekregen.  Ik kom niet verder dan de initialen G. Th. Ik vermoed, Grada Theodora. Haar achternaam is Salamoh.  Waarschijnlijk ging zij voor haar huwelijk met Jan Voorhorst als Salamoh door het leven. Tot vandaag de dag gaan veel Indonesische burgers door het leven met slechts 1 naam. Jan Voorhorst kent als militair diverse standplaatsen.  Eind 1932 woont hij in Tjimahi. Oktober 1933 vertrekt hij naar Soerabaja . Ik kan me voorstellen dat het continue verhuizen voor zijn echtgenote zwaar valt. En misschien konden zij zelf geen kinderen krijgen. Wellicht is dat de reden geweest om te kijken naar adoptie van een weeskind. Gevonden krantenberichten:

De koerier 24-12-1932
Intendance: [..] Overgeplaatst zijn van de militaire wasscherij te Tjimahi naar het garnizoenskleedingmagazijnaldaar als beheerder, de administrateur burg. ambt. bij den magazijndienst der intendance J.M.J. Voorhorst[..]

De koerier 14-01-1933
Te houden Venduties. 16 jan a.s D. Julius, J.M.J. Voorhorst, Tjimahi

De koerier 18-01-1933
Beheer Garnizoens-kleeding-magazijn: Het beheer van deze inrichting is met ingang van 10 Januari j.1. over gegaan van den onderluitenant-magazijnmeester der intendance A. P. Krijgsman op den administrateur burgerlijk ambtenaar bij den Magazijndienst der intendance J.M.J. Voorhorst.

Bataviaasch nieuwsblad 04-10-1933
van Tjimahi naar Soerabaja, als beheerder van het gewestelijk tevens garnizoenskleedingmagazijn de adm. burg. ambt. bij den magazijnsdienst J. M. J. VOORHORST

De Indische courant 03-11-1936
Thesinghstraat 2 Soerabaja verkoop van meubilair

Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indièˆ 01-02-1937
Eervol ontheven van de tijdelijke waarneming van de betrekking van hoofdambtenaar bij den magazijnsdienst de administrateur bij genoemde dienst J.M.J. Voorhorst

Vanaf 1933 zijn  Jan en zijn vrouw Grada woonachtig in Surabaya. Het adressenboek van Nederlands Indië van 1938 vermeld J.M.J Voorhorst woonachtig te Soerabaja in de functie van Administratief magazijn medewerker.  Ik vermoed dat ze in 1933 of 34 oma hebben opgenomen in hun gezin. Ze zal dan rond de 4 jaar oud zijn geweest. Oma was best een ondeugend kind. Ze heeft haar kattenkwaad wel uitgehaald. Ze weet hier dan ook smakelijk over te vertellen. Ze speelde vroeger graag met de Javaanse kinderen uit de buurt, hoewel haar ouders dat liever niet wilde hebben.  Zo was schieten met een katapult een van haar bezigheden. Ze moet er ooit een Japanse monnik mee op zijn kale hoofd hebben geraakt, die vervolgens verbaasd opkeek. Oma was natuurlijk nergens te bekennen. Wat ze ook graag deed was na school op fruitjacht. Vooral die van de rijke chinees waren overheerlijk. En als ze dan voor straf zonder eten naar bed moest, wasd at niet een probleem. haar buikje had ze toch al vol. Ook wordt er verteld over deftige diners die pleegvader Voorhorst organiseerde voor zijn collega officieren.  Oma werd dan verzocht op haar kamer te blijven. En natuurlijk glipte oma dan haar kamer uit voordat men aan tafel ging, en deed een greep naar al dat lekkers dat ze vervolgens meenam naar haar kamer en daar naar binnen werkte. Ook wordt verteld dat de jongens een wedstrijdje ver plassen hielden. Hoe zij dat deed weet ik niet, maar zij deed gewoon mee. Tijdens haar jeugdjaren krijgt oma voor het eerst last van haar oren. Verkouden zijn en in de regen spelen lijdt tot pijn aan haar rechteroor.  Op school werd ontdekt dat er tijdens het wrijven etter uit haar oor kwam. Zij werd hieraan tot twee keer geopereerd maar het mocht niet baten.  Zonder verdere medische ondersteuning ging haar gehoor langzaam achteruit.  Vroeger zong oma graag. Het liefst tweede stem. Dat lukte uiteindelijk niet meer.  Oma volgde het onderwijs bij de nonnen tot aan de 5e klas. Het adressenboek van Nederlands Indië van 1941, vermeld J.M.J. Voorhorst, Hoofd magazijnmeester. 

 

Oma naar Nederland!

In het Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indi舠 van 20 mei 1938 valt te lezen dat J.M.J. Voorhorst een langdurig verlof naar Nederlands is verleend en dat hij om die reden zijn functie neerlegt vanaf 12 april 1939. Onder de kop 'agenda vendutien (verkopen) te Soerabaja', wordt de huisraad op de Heerenstraat 56 te koop aangeboden, zoals te lezen valt in de De Indische courant van 27 maart 1939.  Oma moet deze spullen zeker gekend hebben. Het Soerabaijasch handelsblad van 1 april 1939 vermeldt zijn dankbaarheid jegens het vendutiekantoor vanwege de goede opbrengsten. In het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indièˆ van 8 april 1939 is te lezen dat het motorschip de 'Christiaan Huygens' zal vertrekken richting Genua op 12 april 1939 met aan boord onder andere J.M.J. Voorhorst met echtgenote en kind. Ze komen aan op 2 mei van dat jaar. De familie verblijft volgens zegge in Nederland in de Gelderse plaats Epe. De Maasbode van 16 mei 1939 bevestigd dat de familie is aangekomen en verblijft te huize Truijda, op de Dellenparkweg in Epe, Gelderland, een mooie bosrijke omgeving.  de Dellerparkweg zelf is tot vandaag de dag nog onverhard. Aan beide zijden bevinden zich vrijstaande huizen met grote tuinen. Tijdens haar verblijf in Nederland, wordt oma onderworpen aan diverse onderzoeken aan haar oren. De vele ziekenhuis bezoekjes hebben een traumatische werking als gevolg. Tot haar oude dag blijft ze allergisch voor doctoren en ziekenhuizen.  Het Soerabaijasch handelsblad van 05 april 1940 vermeld hun terugkeer op het motorschip de Johan van Oldebarneveld dat vanuit Genua is vertrokken en op 13 april wordt verwacht in de havens van Tandjong-Priok, Batavia. De reis vanuit Nederlands naar Genua kan mogelijk per trein zijn afgelegd. Onder de vele reizigers bevinden zich de heer J.M.J. Voorhorst, zijn echtgenote en 'kind'. 

 

Fragment van de Heerenstraat  te Surabaya omstreeks 1920 -1930, tegenwoordig de 4-baans geasfalteerde Jalan Rajawali 

 

Onder fragmenten van de verlof toekenning, passagierslijsten en bevestiging van aankomst:

Ik krijg een kort verhaal in handen dat oma zelf schreef over haar eigen jeugd. Het zegt veel over haar persoonlijkheid. Ze liet het 11x uitprinten en schreef op de prints de laatste zin met de hand.

 

De kleine rebel
Het was nog zo'n klein mensje, toen het van haar ouders werd gescheiden. Ze wist nooit wie haar 'echte' ouders waren, want vreemde mensen hadden het kleine mormeltje meegenomen. Dat noemde ze adopteren. Zij wist toen niet wat haar later te wachten stond. Gelukkig waren het rijke pleegouders, en zij kreeg ook hun naam. Het mormeltje werd groter en groter, zij en haar pleegouders verhuisden van hier naar daar maar mormeltje voelt zich toch zo alleen! Toen moest zij naar de nonnenschool o jee dat werd een ramp! Ze was een natuurkind, kon nooit stil zitten maar was altijd op kattenkwaad en avontuur uit.  Het mormel klom het liefst in bomen, hoe hoger hoe beter zo werd mormeltje "REBELLETJE". Haar vriendjes waren arme straatjochies, ze haalde met hen altijd kattenkwaad uit, dat was haar leven en zo voelde zij zich niet meer zo alleen. Rebelletje baalde als zij weer door haar kindermeisje van school werd gehaald. Maar gelukkig had ze haar vriendjes en samen met hen had ze een goed idee.  Als de schoolbel ging dan klom ze snel over het muurtje heen, daar stonden haar vriendjes te wachten, om samen op fruitbomen jacht te gaan, het liefst stal ze fruit van de rijke Chinees, dat was smullen. Als rebelletje dan weer thuis kwam, kreeg ze natuurlijk flink op haar donder, ze moest dan naar bed zonder eten, maar geen nood Rebelletje had haar buikje vol. Rebelletje werd zo een REBEL en was haantje de voorste. Ze zocht steeds ruzie met de nonnen , maar rebel had ook een klein hartje. Zo had ze erg medelijden met een arm meisje toen zij vroeg of rebel haar boterham wilde ruilen met een portie rijst. Die arme mensen hadden geen geld om brood te kopen dus kregen zij van de nonnen een portie rijst. Ook ruilde zij schoenen en sokken met de sloffen van het meisje en maakte zich vuil met wat droog zand en ging toen bij de eetzaal staan voor een beurt. Maar helaas, Rebel werd betrapt toen de non uit haar klas langs haar kwam staan. Nou ja ze heeft toch het meisje blij gemaakt met haar boterhammen. Mijn pleegpappa wilde in het weekend altijd graag uit dus gingen we richting een heel oud stadje GLODOK, zo heette dat, en daar aten pleegpapa en ma samen met Rebel altijd in hetzelfde Chinese restaurantje. Toen op die dag een man met twee grote manden voor op de stoep kwam, werd Rebel nieuwsgierig. Zij ging erheen en tot haar verbazing zag ze dat er allemaal kikkers in zaten. Ik voeg aan pa of ik er een paar mocht hebben voor mijn vriendjes, maar toen kwam er een vrouwtje langs en zei tegen de verkoper, 'geef mij maar een paar kikkers!'. En toen pakte de man een kikker bij de kop en hakte die met een groot mes af. Rebel, een echte dierenvriend, wist niet wat ze zag en werd zo kwaad op die man dat ze een hakmes pakte en tegen hem riep: Moordenaar! Ik hak jouw kop er ook af! Die man rende zo hard als hij kon de keuken in en riep Help! Help! Ja zo was Rebel altijd. Ze was een driftkikker.. Maar ze stond altijd klaar voor anderen. Pleegpa was een toffe man.  Pleegma is streng. Eens moest Rebel bij pleegma naar grijze haren zoeken en die er dan uit trekken. Rebel vond dit werkje maar niks, maar ze kreeg per grijze haar een halve cent en dat was veel in die tijd. Rebel had weer een goed idee. Ze zag een grijze kat  en.. ja hoor het was weer gelukt! Rebel had nog nooit zoveel grijze haren getrokken en pleegma heeft het nooit geweten. Gelukkig heeft het weer heel hard geregend. Want nu stromen alle beekjes en rivieren weer vol. Rebel zwemt dan met haar vriendjes in een riviertje en doen spelletjes zoals op drollenjacht. Als er een drol aan kwam drijven dan moest je zo'n drol proberen naar je buurman toe te drijven. Als het je gelukt was, dan had je het spel gewonnen. Rebel had altijd plezier maar als het moest dan vocht ze ook met hand en tand . Niets was haar te veel al kreeg ze zelf ook klappen. Dat kon haar niets schelen. Er was genoeg te beleven en zo kan je veel kattenkwaad uithalen en avonturen meemaken. Maar helaas. De oorlog stak daar een stokje voor. De Japanners kwamen en pleegpa werd weggeroepen. Daarna heeft ze hem nooit meer gezien. Later stierf pleegma aan suikerziekte. En Rebel was weer helemaal alleen want ook haar vriendjes zag ze niet meer terug. Rebel werd ouder en wijzer met veel ervaring van hongerleed, spanning en verdriet. ze heeft het toch gered. Rebel was Rebel niet meer. Ze werd verliefd, trouwde en kreeg 11 rebelletjes. Gelukkig was ze niet meer alleen. Ze kreeg het druk en had haar handen vo! Zij was gelukkig met haar gezinnetje al was het leven wel eens zwaar. Maar met Gods hulp bereik je veel. Ja lieve kinderen, dit was een waar verhaal, wat die Rebelletje Rebel, dat was ik!  

 

De oorlogsjaren

Toen brak de oorlog uit. Op 1 maart 1942 vallen de Japanners Oost Java binnen met als doel de verovering van de vliegvelden. Op 8 maart 1942 is Surabaya aan de beurt, waar de marinebasis het belangrijkste doel was. Oma schrijft over de oorlog het volgende:

 

12 december 1941. Ik was toen 12 jaar oud. Ik woonde bij mijn pleegouders in het plaatsje Purwakerta, zo'n dertig kilometer van Batavia verwijderd. Mijn vader werd opgehaald vanwege mobilisatie en sindsdien heb ik hem nooit meer terug gezien. Pas twee dagen erna hoorde mijn moeder dat hij in het kampement moest blijven. Ze ontving ook nog een kort berichtje van mijn vader waarin stond dat ze zo snel mogelijk moesten vluchten. Met de groenteman zijn we eerst naar huis gegaan. Daar zijn we kort gebleven. Toen zijn we van kampong naar kampong gegaan iedere dag een stuk verder weg richting Tjimahi getrokken. ik weet niet meer hoe lang we er over gedaan hebben. De rest van de bezettingstijd hebben we in Tjimahi gewoond waar we ons in leven hielden met de verkoop van koekjes die mijn moeder maakte. Mijn moeder had last van suikerziekte en op het eind van de bezettingstijd heeft ze me overgedragen aan een goede kennis. Die kennis had in Tjimahi een melkwinkel. In Tjisaroea had ze een boerderij. Fijn! Dacht ik in eerste instantie, maar ik had moeten weten dat die goeie vriendin werksters nodig had. Naast mij had ze nog twee zusjes aangenomen. Die waren een jaar of twee jonger dan mij. Ik als oudste moest natuurlijk het leeuwendeel doen. Ik moest zowel de paarden als de koeien en de stallen onderhouden. Van 's-morgens tot 's avonds. Iedere dag weer. De Jap capituleerde en de Bersiap tijd brak aan. De eerste tijd werd de boerderij bewaakt door Sikhs in dienst van de Britse troepen. Maar ondanks de bewaking van de boerderij, werd er 's nachts toch nog af en toe een koe op een beestachtige manier afgeslacht. Wij konden in die nachten alleen maar kijken. Pas de volgende dag konden we de resten opruimen. Ze namen meestal een voor- en achterbout mee en lieten de rest liggen. Ze werden hoe langer hoe brutaler en wij werden hoe langer hoe angstiger. Wij waren met vijf vrouwen. Op een nacht. Ik weet niet precies wanneer het was, werd er op de deur gebonsd en werd er naar ons geschreeuwd. Uiteindelijk werd de deur geforceerd en kwamen ze binnen. We werden in vrachtauto's geladen en weg waren we, op weg naar de volgende boerderij. Ook daar werden de mensen opgeladen en toen reden ze ons naar het eerste gevangen verblijf in Lembang. De mannen werden van ons gescheiden. Hoelang we daar bleven weet ik niet meer. Op een nacht werden we weer in de auto's geladen onder veel geschreeuw. En weer weg. We kwamen de volgende ochtend aan in Padalarang, een papierfabriek. Daar kregen we weer onze dagelijkse scheldpartijen en bedreigingen. Hoelang we daar hebben gezeten weet ik niet meer, maar op een dag werden we weer in vrachtauto's geladen en weer de duisternis in naar het onbekende. Het zijn iedere keer korte afstanden, want e volgende ochtend zijn we gekomen in een rubberfabriek. In Gombong was het eindelijk een echt gevangenkamp met regels en vaste tijden om te eten, wassen enz. Eindelijk na een lange tijd werden we bevrijd door het KNIL en zijn we daarna in Bandoeng terecht gekomen en zijn we in 1950 naar Nieuw Guinea vertrokken. Door deze oorlog heb ik mijn jeugd verloren. Ik heb nooit mijn school kunnen afmaken en ben mijn beide ouders in een korte tijd verloren. Ik ben nooit meer geworden zoals ik was: een onbezorgd, vrolijk meisje dat zich veilig waande bij haar ouders en op een goede school zat met veel vriendinnetjes. In plaats daarvan kwam ik in de hel van de Jap en daarna als sloofje op een boerderij.

 

Vader Jan blijkt op 7 maart 1942 te zijn omgekomen in Batavia, oud 54 jaar.  Er gaat een verhaal dat oma op een gegeven moment sokken zonder hiel breidde voor de Japanners. Ze had er echt een hekel aan. Een ander verhaal dat mij ten ore kwam is dat er op een dag een Japanse officier dreigt met een pistool, en dat oma, toen 14 of 15 jaar niet onder de indruk was van zijn gedrag en hem met een boze blik recht in zijn ogen bleef aankijken. De officier droop vervolgens af.  Er is volgens zeggen een moment en plaats dat oma zich vooral onder Javaanse dames begeeft. Op een bepaald moment wordt een aantal van deze dames als troostmeisjes bestempeld en op de trein gezet voor een bestemming elders. Oma zit hier tussen. Maar omdat de bediende van de familie Voorhorst, nota bene een ex- employee van de familie Ungermann, haar spot, plukt hij haar eruit. Zo komt oma terecht in de gaarkeuken van  waarschijnlijk kamp Gombong. Oma stond in die gaarkeuken dagenlang uien te snijden. Weer een familieverhaal verteld me dat oma probeerde er een zielig gezicht bij te trekken waardoor men medelijden met haar kreeg en haar af en toe wat eten toe stopte. Na de capitulatie werd de Japanners bevolen de kampbewoners in bescherming te nemen tegen de jonge Indonesische vrijheidsstrijders die zich direct na de capitulatie zeer vijandelijk opstelden tegen Nederlanders, Indo's, Chinezen, Molukkers en andere Indonesiërs die zij verdachten van collaboratie met het koloniale bestuur.  

 

Lembang

Lembang kende een republikeins kamp. Vanuit Bandung liep de Lembangweg, in noordelijke richting naar Lembang, ongeveer 15 kilometer ten noorden van de stad. Diverse huizen in het gebied van de Lembangweg werden gedurende de maand november 1945 aangevallen en geplunderd door groepen nationalisten, waarna Japanse soldaten de aldaar bedreigde burgers evacueerden. Het kamp kreeg gedurende eerste 3 weken van november 1945 een transport vanuit de omgeving aan binnenkomers te verwerken bestaande uit mannen , vrouwen en kinderen. Op 11 november vond er een evacuatie plaats van 50 mensen  waarschijnlijk naar Tjihapit met een Japans konvooi. De overige ongeveer 250 mensen waren al gevulcht naar veiligere plekken. 

(Bron: https://bersiapkampen.nl/Lembang.htm)

 

Padalarang
Foto van de papierfabriek in Padalarang, ten noordwesten van Bandung omstreeks 1940 en een foto van de sorteer en pakzaal. (Collectie Tropenmuseum), dat tijdens de oorlog fungeerde als gevangenkamp.

 

Garut

Bij Garoet brachten de Japanners de krijgsgevangenen onder in de volgende voorkampen:

  1. Hotel Villa Dolce voor hogere Nederlandse en geallieerde officieren
  2. Normaalschool en aangrenzende HIS (Taloenkamp) voor Australische krijgsgevangenen
  3. Landbouwschool (ook voor Australische krijgsgevangenen)
  4. Hotel Papandajan voor Nederlandse krijgsgevangenen

Of en welke gebouwen als bersiapkamp is gebruikt is mij niet bekend. (Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Garoet-kampen)

 

Gombong
Het gevangenkamp in Gombong, midden Java, is beter bekend van de zogenaamde pupillenschool, waar jongens van Nederlandse militairen die in de uithoeken van de archipel woonden, hun kinderen heen stuurden, of in geval van overlijden door de familie werden heen gestuurd voor een gedegen opleiding en verplicht vast dienstverband van tien jaar. Tijdens de oorlog werd in Gombong een barakkenkamp gebouwd voor de opleiding van vrijwilligers voor het KNIL. Deze vrijwilligers bestonden voornamelijk uit Menadonezen en Ambonezen. Het barakkenkamp bestond uit 9 bilik barakken. Tijdens de Japanse overheersing was Soetjepto de naam van de Japanse kampcommandant.   Het kamp werd bewaakt door de politie van Gombong. Het kamp kende een centrale keuken waar per persoon per dag 250 gram rijst en wat groente en wekelijks wat vlees werd bereid. Er was voldoende ruimte maar geen meubels. men sliep op een stenen vloer.  Onder een lijst van terug gevonden transporten van en naar dit kamp (Bron: https://bersiapkampen.nl/Barakkenkamp%20Gombong.htm)

Datum Gekomen uit Vertrokken naar Aantal per transport Aantal in kamp
Oktober 1945 Omgeving
22 juli 1946 Evacuatie naar Solo, en dan naar Semarang 172
23 augustus 1946 datum visitatiebezoek IRK 106 mannen, 33 vrouwen, 75 kinderen
31 oktober 1946 Evacuatie naar Batavia
16 december 1946 Evacuatie naar Batavia 50
22 december 1946 datum visitatiebezoek Bestandscommissie 75 mannen, 74 vrouwen en 115 kinderen
26 december 1946 Evacuatie naar Batavia
18 januari 1947 Evacuatie naar Batavia
21 januari 1947 250
25 januari 1947 Evacuatie naar Batavia
15 februari 1947 Evacuatie naar Batavia 200
08 maart 1947 Evacuatie naar Batavia
10 april 1947 Evacuatie naar Batavia

 

De Ungermanns

Tijdens de oorlog komt oma dus terecht bij de familie Ungermann. De vrouw des huizes, die haar onder haar hoede neemt,  was bevriend met pleegmoeder Grada. Of was er helemaal geen vriendschap? Was het toeval dat zij terecht kwam bij de Ungermann boerderij  en al stervende haar kind achterliet? Wie is die familie Ungermann? In een adres/telefoongids van Bandung, wordt een J.F. Ungermann vermeld. Het gaat hier om een eigen boerderij met de naam Tjisaroewa aan de Grote Lengkongweg nummer 18. In een andere gids ontdek ik dat het hier om 2 bedrijven gaat. Het ene is een bloemkwekerij en Melkerij in Tjisaroea (Cisarua), een dorpje zo'n 15 kilometer boven Bandung,  en de winkel bevind zich aan de Grote Lengkongweg in hartje Bandung zelf. Dit bedrijf bestaat al sinds 1920 en is in en om Bandung zeer bekend. Daarvoor was J.F Ungermann employee op de onderneming Tjisaroewa, en daarvoor op de onderneming Soekawana, waar hij het eerst wordt vermeld in 1909.  Het gaat hier om de Johan Friedrich Ungermann van Duitse afkomst. Hij huwt op 26 oktober 1910 te Bandung de nog maar 16 jarige Maria Virgenie van de Gejuchte. Dit is de naam van mevrouw Ungermann waarover oma vaak vertelde.  Jan en Grada hebben eind jaren twintig een aantal keren in Tjimahi, een stadje in de buurt van Bandung gewoond. Wellicht is hier een vriendschap ontstaan. In het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indièˆ van 30 maart 1939, lees ik een stuk over Tjimahi. Uitkeringsfonds 'Het Voorbeeld' houdt een jaarvergadering in het militair tehuis. In deze vergadering wordt 1 minuut stilte gehouden ter ere van mede-oprichter J.F. Ungermann. Een artikel verder lees ik dat hij in januari 1939 is overleden op 71 jarige leeftijd,  De binderij en de melkerij draaien vanaf  1939 dus onder leiding van de dan 45 jarige weduwe Ungermann en haar kinderen. In Januari 1940 wordt door de stadsgemeente een melkonderzoek gehouden. Diverse melkerijen worden beoordeelt met punten. Melkerij Tjisaroewa scoort 41 van de 45 punten. Prima kwaliteit.  

 

Nieuw Guinea

In de Haarlemsche Courant van 1963, lees ik een stuk over de familie Ungermann. Het gezin bestaat in 1945 uit de dochters Marina, Catharina en  Anna en de zonen  Frits (oudste), Karel, Wim, Jan , Nico en Benjamin. In 1943 maken de Japanners het bedrijf kapot. Indonesische extremisten laten daarna van dat wat nog over is alles met de grond gelijk. Na de oorlog is er niets meer te beginnen. De familie is niet van plan de Indonesische nationaliteit over te nemen en zoekt naar mogelijkheden.  Ze krijgen de kans zich te vestigen in het laatste beetje Nederlands Indië, het nog te ontginnen Nieuw Guinea.  Mevrouw Ungerman vertrekt met haar kinderen en 3 pleegkinderen, in totaal 18 man. Ze krijgen diverse plaatsen gratis of voor een lage prijs aangewezen, onder andere in Andai, hemelsbreed zo'n 10 kilometer uit de buurt van Manokwari, waar ze in het begin, onder stevige leiding van Oma Ungermann met de hand het oerbos zullen moeten bedwingen om er vruchtbare grond van te kunnen maken voor het verbouwen van groenten. Als ik het goed heb begrepen is opa daar ook woonachtig en werkt mee met de familie. Het harde werken loont. Er komen later zelfs graafmachines aan te pas. Er worden zelfs huizen gebouwd waarin zij kunnen wonen en Mevrouw Ungermann weet zelf de toestemming om koeien te houden, voor elkaar te krijgen. Ook al is daar een brief naar de koningin der Nederlanden voor nodig.  Linksonder een foto van mevrouw Ungermann, genomen in 1963. Ze is dan 72 jaar oud. Rechts mevrouw Ungermann met 3 van haar zoons, vlnr Frits, Karel en Nico.

 

Opa Teddy Kessler

In de jaren vlak na de oorlog krijgt mevrouw Ungermann, nog in Bandung, af en toe bezoek van haar goede vriendin en weduwe Dora Kessler-Post. Op een van haar bezoekjes wordt ze vergezeld door haar zoon Teddy, ofwel opa. Zijn oog valt al snel voor de nog minderjarige Jeanette.  In 1949 wordt de Indonesische nationaliteit een verplichting. Als antwoord daarop verkiezen vele Europeanen er voor om op basis van hun paspoort naar Nederland te vertrekken. Het nog te ontginnen Nieuw Guinea valt op dat moment nog wel in Nederlandse handen.  Opa's moeder Dora overlijdt in augustus 1949. Hij staat er dan alleen voor.  Vanwege haar goede vriendschap met moeder Dora, neemt ze opa onder haar hoede en dus mee naar Manokwari. Intussen bloeit de liefde op tussen oma en opa. Als mevrouw Ungermann hier lucht van krijgt, schopt ze opa uit huis. De eerste nachten slaapt hij in een tent vlakbij de boerderij van de Ungermanns in Andai. Op een gegeven moment heeft hij een optrekje in Manokwari in een omgeving die Ajam Bori wordt genoemd. Oma woont dan waarschijnlijk met een Ungermann familielid in kampung Fandini. Waarschijnlijk had mevrouw Ungermann gehoopt oma uit te huwelijken aan een van haar eigen zonen. Omdat oma nog minderjarig is kan ze geen kant op. Samen besluiten oma en haar grote liefde te wachten tot haar 21e verjaardag. Op 19 juli 1950 is het zover. Oma verlaat de familie Ungermann om samen met opa in Ajam Bori op eigen benen te staan.  Op 9 augustus 1950 treden ze te Manokwari in het huwelijk. Onder een fragment van hun huwelijksakte:

Ajambore is een nog te ontginnen gebied achter de militaire kazerne in het oosten van de stad. Hier begint hun gezinsleven. Ze beginnen met het verbouwen van groenten en fruit en leven van de opbrengst en wat de natuur hen nog meer biedt. Het leven is primitief. Het houten huisje is bedekt met Gedek. Koken gebeurt op hout dat oma dagelijks sprokkelt. Op 4 juni 1951 komt in het ziekenhuis te Manokwari hun eerste kind ter wereld. Mijn moeder. Ze krijgt de namen Ernestine Cecilia. Ernestine naar de biologische moeder van oma en Cecilia naar haar tante Prul, die gedoopt is als Margaretha Cecilia. Ma weet nog te vertellen dat oma vlak voor haar eerste verjaardag een verschijning zag aan haar voetbed. Een gedaante met sluier sprak haar toe. Ze kreeg te horen dat ze voor haar dochtertjes eerste verjaardag een witte kip moest slachten. Opa heeft zich vervolgens rot gezocht naar witte kippen. Het lukte hem een aantal te lokaliseren. Hij heeft ze voor de zekerheid allemaal geslacht.

Het gezin breidt al snel uit met broertje Dorus Robbert Pieter op 1 augustus 1952. Hij krijgt volgens traditie als eerste zoon de namen van zijn grootvader Kessler. In november 1953 wordt zusje Maria Isabella geboren gevolgd door broertje Anthonius op 7 februari 1954. Op 11 juni 1955 wordt zusje Maria Christina geboren. De broertjes en zusjes komen eveneens ter wereld in het ziekenhuis In Manokwari. Mijn moeder vertelt me wat ze zich nog herinneren kan over die tijd. Opa vertrok vroeg in de morgen richting stad om op de markt zijn zelf verbouwde groenten te verkopen. Hij kwam pas laat in de avond thuis. De kinderen zagen hem in de beginjaren dus nauwelijks. Als oma het bos in ging om hout te sprokkelen, moest mijn moeder, oudste van het gezin, op de kleintjes passen. Ze mocht onder geen beding op zoek naar oma. Op een dag stormde het en werden de kinderen bang. Toen broertje Robbie in huilen uitbarstte, raakte ze lichtelijk in paniek en opende de deur om op zoek te gaan naar haar moeder. Gelukkig kwam oma net thuis. En boos was ze! Niet zozeer om haar ongehoorzaamheid maar vooral om het gevaar wat buiten loerde, zoals wilde dieren en giftige slangen. Terwijl opa en oma in de bossen wonen buiten de stad, huurt broer John met zijn vrouw Ida een stenen tweekapper. Het huis naast hen raakt leeg en Teddy en Jeanette trekken hier in. Eigenlijk wordt het huis gekraakt. Voor de kinderen van opa en oma wordt het tijd om naar school te gaan. Ma gaat als eerste. In een Willys jeep met chauffeur en een van de kleinkinderen van mevrouw Ungermann brengt opa zijn dochter naar school. Later gaat ze samen met neef en buurjongen Dennis. Oma bevalt in Manokwari nog van zoon Johan Frederik op 18 september 1956.

 

Sorong Doom

Opa krijgt vervolgens werk op het eilandje Doom voor de kust van Sorong aangeboden, waar Shell dochter N.N.G.P.M (Nederlandsch Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij) sinds 1932 naar olie boort. In het ziekenhuis op dit eiland wordt op 8 november 1957 zoon Theodorus geboren. De bevalling was zwaar. Oma verloor veel bloed en met haar zeldzame bloedgroep was ze even in levensgevaar. Gelukkig waren de voorzieningen in het ziekenhuis goed. Het gezin betrok een noodwoning aan de kust. De kinderen leerden zwemmen en vermaakten zich elke dag op het strand. Ma vertelt me over die periode. Als je ergens je kinderen wilt laten opgroeien dan is dat wel daar in dat paradijsje aan het strand. Het strand bevond zich letterlijk in de achtertuin. Het was niet helemaal ongevaarlijk. Je moest wel helemaal naar beneden klimmen om op het strand te raken. Ook in deze periode moest ma naar school. Daarvoor moest ze elke dag met de pont alleen naar het vaste land. Ze kan zich nog herinneren hoe ze altijd werd belaagd door twee Ambonese meiden. Toen broertje Robbie ook naar school ging kwam aan die pesterijen al gauw een einde. De stad Sorong breidt uit.

 

Sorong Remoe
Het zogenaamde Remoeland ten zuiden van de stad, wordt voor de oliewinning bij de stad getrokken en er worden nederzettingen gebouwd. De wijk Klademak werd opgetrokken voor arbeiders, lager administratief personeel, Papoea's, Chinese arbeiders en plaatsen voor de expats. Opa en zijn gezin betrekken een halve cirkelvormige barak vanaf de grond bedekt met golfplaten. In Remoe is op 25 december 1959 dochter Silvia geboren. Opa werkte op de diverse Raja Ampat eilanden langs de kust van Sorong en bleef ook vaak nachten weg. Hij was hobby fotograaf en ontwikkelde veel foto’s voor collega’s en militairen. Zodoende was het wel vaker huisje vol. Ook als hij weg van huis was. Voor Oma was dit fijn, in tegenstelling tot hun afgezonderde huisje in de bossen in Ajambore. Na een topjaar in 1954 nam in Sorong de oliewinning snel af. De meeste expats vertrokken en in 1961 werden veel Nederlandse militairen in de wijk gestationeerd in afwachting van hun terugkeer naar Nederland. Hier in Remoe maakt het gezin Kessler kennis met de familie van Battum via de echtgenotes. Ma vertelt me dat hun hond Blacky op een dag achter ´tante´ Els van Battum aan rende, die bij iemand achterop de fiets zat, en in haar rok werd gebeten. Daar moest natuurlijk verontschuldigingen voor worden aangeboden. Zo maakte Oma kennis met tante Els. Het klikte direct. Opa en ´Oom Jan´ van Battum maakten later daarop ook kennis. Het werd een hechte vriendschap. Ook tussen de kinderen klikte het, ook al vlogen zonen Robbie en Janneman elkaar in eerste instantie in de haren. Ze zouden beste vrienden worden. Ik zie verschillende foto’s van de kinderen op tropische strandjes, waar de families hun dagje uit hadden. Het moet daar ondanks het gebrek aan luxe heerlijk zijn geweest om te wonen. Aan de Nieuw Guinea droom komt uiteindelijk een einde. Onder druk van de Verenigde Staten, die het op dat moment al druk genoeg met de onrusten in Vietnam hadden, en de onderhandelingen daarop, moet Nederland het laatste stukje Nederlands-Indië uiteindelijk loslaten.

 

Vertrek
Nederlanders vertrekken. Ook de families Kessler en van Battum vertrokken. Opa kon vanwege werk nog niet weg. Oma werd met haar acht kinderen, per vliegtuig vooruit gestuurd. Vliegmaatschappij de Kroonduif draaide dat jaar op volle toeren door repatrianten over heel Nieuw Guinea naar Biak te vervoeren. De KLM vloog vanuit Biak naar Manila. Omdat er iets moest worden gerepareerd aan het vliegtuig, verbleven de passagiers een aantal dagen in een hotel. Ma ziet haar moeder zich nog met handen en voeten verstaanbaar maken omdat ze de Filippijnse taal niet machtig is. Van uit de Filippijnen vertrekt het vliegtuig richting Amsterdam met een tussenstop in Karachi. Hier mochten de passagiers ook even uit het vliegtuig. Op het vliegveld werd de kinderen door lokale verkopers koekjes aangeboden. Oma greep in en waarschuwde haar kinderen dat die koekjes van poep werden gemaakt. Die hoefden ze daarna niet meer. Van Karachi naar Nederland is een lange vlucht. Zeker voor een moeder alleen met acht kinderen. Ze wordt in Nederland opgevangen in pension de Eenhoorn aan de Grote Straat in het Brabantse Oploo, tegenover de Sint Matthiaskerk. Er ontbreekt nogal van alles aan het pension. Het gezin met acht kinderen moet zich wassen aan 1 wastafel. Drie maanden later komt Opa over. Hij maakt onmiddellijk werk van de tekortkomingen in het pension en eist een douche. Opa was woedend op de eigenaresse omdat zijn gezin veel tekort kwam. De eigenaresse schikt in en bied haar verontschuldigingen aan. Ze smeekt Opa geen aangifte te doen bij de DMZ, de Dienst Maatschappelijke Zorg, die de betalingen regelt en de pensions controleert. Ze onderneemt actie en regelt onder andere een douche voor het gezin. Maar de douche stelt weinig voor. Opa heeft er genoeg van en vraagt om overplaatsing. Ze komen terecht in een pension in het eveneens Brabantse Handel, vlakbij Gemert. Ma gaat hier naar school. Opa heeft intussen werk gevonden in de bouw. Hij werkt in dat jaar aan een woningbouwproject in Boxmeer. Na dertien maanden Handel krijgt het gezin Kessler de sleutels van een van de nieuw gebouwde woningen. Het betreft nummer 62 in de Rembrand van Rijnstraat. Met acht kinderen is het huisje aan de kleine kant, maar groot genoeg om gelukkig te zijn. Op 28 juni 1963 komt er nog een tweeling bij, genaamd Peter en Paul. Het gezin is bijna af. De jongens werden op de zolder geparkeerd. De meiden sliepen in de achterkamer. Opa en Oma aan de straatkant. Omdat mijn moeder op een gegeven moment naar de MULO ging, kreeg zij voor haar zelf het kleinste kamertje om te kunnen studeren. Ze slaagde in 1967 en ontmoette mijn vader. Hij kreeg in 1968 te horen dat zijn toekomstige schoonmoeder weer zwanger was. Oma beviel op 22 april 1969 van dochter Bianca Louisa, hun laatste kind. 

 

Oma's onderzoek

 In 1983 begint oma met hulp van een van haar dochters een zoektocht naar haar moeder. Ze wil weten of zij nog in leven is. Het rode kruis kan haar uiteindelijk melden dat haar moeder, Ernestine Wilhelmiene Bogaard, in 1947 is overleden en ligt begraven op het ereveld Pandu te Bandung. Hoogstwaarschijnlijk gestorven aan de slechte voorzieningen in het kamp. Onder  een kopie van de originele brief:

Charles Ernst Bogaardt is het jongste broertje van Ernestine. In antwoord op het Rode kruis schrijft Charles het volgende:

 

Geachte Men, Mej, heer,
Naar aanleiding van uw schrijven dd 24 Aug. ’83, brief m.50 2264/82 deel ik u het volgende mede: Dat Ernestiene Wilhelmiene Bogaardt, was mijn oudste zuster en ook het oudste kind van een familie van acht. Ik ben de jongste v.d. familie. Mijn oudste zuster was eerst getrouwd met een zekere mijnheer Hof. Van dit huwelijk hadden zij twee kinderen t.w Tineke (meisje) en Eugene (jongen). Haar tweede huwelijk was met Carel Doppert. Tijdens Carel Dopperts pensionering woonden zij in Trengalek (Kediri). Ik was toen 8 jaar oud en leefde met mijn ouders in Modjokerto en zag mijn zuster terug toen ik 17 jaar oud was. Bij de ontmoeting met mijn zuster maakte ik kennis met twee jonge meisjes. Ik schat dat het oudste meisje 3 en ½ jaar oud was en haar naam was Tieneke. De jongste was ongeveer 1 ½ jaar oud en haar naam onbekend. Ook maakte ik kennis met een zeker mijnheer Mol. Mijnheer Mol, mijn zuster en de twee kinderen hebben in Djapanan, district Djempol gewoond. Hierna zag ik mijn zuster niet meer. Van wijlen mijn moeder heb ik vernomen dat mijn oudste zuster tijdens de Japanse bezetting overleden was (Waarschijnlijk in Bandoeng, West Java). Dit zijn de gegevens die ik kan geven over mijn zuster. Achtend, Charles E. Bogaardt

 

Uiteraard werd deze oom Charles een brief gestuurd met vele vragen. Het duurde even voordat Charles terug schreef maar een brief kwam er.

 

Vista, 20-1-84.
Lieve Jeanette, neem mij het niet kwalijk dat jij zo lang op deze brief hebt moeten wachten. Door mijn drukke bezigheden, heb ik jou nu pas kunnen schrijven. Ik ben blij te weten dat je gelukkig getrouwd bent. Nu dan, ik zal trachten mijn belevenissen in het kort te schrijven. Toen ik 6 jaar oud was, woonden mijn ouders in Sidjoardo (Oost Java). Mijn vader werkte als magazijn meester bij de Staatsspoorwegen. Op een dag kwam mijn vader thuis van zijn werk, met het bericht dat hij in Madoera overgeplaatst zou worden. Hij zag tegen die overplaatsing op. Een paar dagen later en voor de overplaatsing, kwamen jouw moeder en vader ons in Sidjoardo opzoeken. Jouw ouders waren toen nog niet getrouwd, en besloten mijn ouders + 5 kinderen onder hun hoede te nemen. En zo verhuisden wij van Sidjoardo naar Tjepoe (Rembang), waar je vader als adjunct houtvester werkte. In Tjepoe waren jouw ouders getrouwd. Na enige maanden in Tjepoe gewoond te hebben, verhuisden mijn ouders naar Trenggalek (Kediri). In Trenggalek hadden jouw ouders een groot stuk grond gekocht met een huis erop. Een maand later, kwamen jouw ouders om zich voorgoed in Trenggalek te vestigen. Je vader was toen gepensioneerd. Maar..na negen maanden ofzo, kregen jouw moeder en mijn moeder het te kwaad met elkander. Mijn moeder ging het huis uit en waarheen?? Twee weken later volgde mijn vader mijn moeder en woonden in Modjokerto. Sindsdien bleef ik in Modjokerto wonen t/m mijn 14e jaar. Daarna moest ik in Soerabaja wonen voor mijn studie. Helaas moest ik mijn studie afbreken omdat mijn vader niet werkte. De jaren vanaf mijn 17e t/m mijn 21ste waren zware jaren geweest. Ik zorgde voor mijn eigen. Na mijn 21ste jaar heb ik getekend voor beroepsmilitair.  Toen had ik brood op de plank. Ik ben nu bijna 50 jaar getrouwd en heb 3 kinderen en 11 kleinkinderen. Tijdens de 2e wereldoorlog was ik 3 jaren krijgsgevangene van de Jappen. In 1950 vertrok ik met mijn gezin uit Indonesië naar Nederland. In Nederland hebben wij 6 jaren gewoond. In 1956 emigreerden wij naar Amerika. Wij wonen reeds 27 jaren in Amerika en het bevalt ons best. En zo Jeanette, dat was mijn levensloop. Nu eindig ik deze brief en wens ik jou en jou familie een gelukkig leven en ook veel liefs van Oom Charles.

 

Zijn adres was 181 Camino Patricia, Vista California 92083. Hierna zijn geen brieven meer geschreven. Naast een beknopte beschrijving had oma nu het antwoord op haar meest prangende vraag. En dat was of haar moeder nog in leven zou zijn. Natuurlijk wilde oma weten wat er mis was gegaan tussen haar ouders. Samen met familie speurde ze een oom van haar vaders kant op in Vught. Deze Oom ‘Dop’, wilde haar niet vertellen wat er zich had afgespeeld, hoe erg oma ook aandrong. Hij liet geen woord los. Het was te erg om uit de doeken te doen. Eigenlijk is ze van deze oom niets wijzer geworden. Nog voordat ik onderzoek deed naar de familie, beweerde men dat oma's  vader luisterde naar de namen Johan Coenraad Doppert. Maar die komt in de officiële bronnen niet in aanraking met Ernestiene Wilhelmine Bogaardt. Zij trouwt wel Johan Carel Doppert. Beide Dopperts wonen behoorlijk ver uit elkaar. Wel hebben ze dezelfde initialen en achternaam en zijn ook daadwerkelijk achterneven. Toen, nog in Nieuw Guinea, Oma in het ziekenhuis lag, maakte ze kennis met een Karel Doppert. Diezelfde achternaam suggereerde op zijn minst een familieband. Uiteindelijk concludeerden zij dat zij dezelfde vader moesten hebben gehad. Jeanette was blij dat ze een ogenschijnlijke halfbroer had gevonden. En Karel bleek nog twee jongere broers te hebben. Ik weet nu alleen niet of Jeanette zich heeft gebaseerd op de initialen. Karel wist wel dat de initialen van zijn vader stonden voor Johan Coenraad en dus niet Johan Carel. De geboorteakte van Jeanette is vooralsnog niet boven water. Er kan zomaar sprake zijn van een vergissing. In dat geval zijn zij nog steeds familie, maar van halbroers is dan geen sprake.

 

Oma's broer en zuster

Na de brieven van Oom Charles te hebben bestudeerd googlede ik er op los. Dat heb ik een tijdje vol moeten houden alvorens ik daadwerkelijk een opmerkelijke vondst deed. Zoekend op Tineke Hof en allerlei steekwoorden, kwam ik terecht op een funeral blog van een Ernestine Helena Hoff /Nix, opgezet door kleindochter Melissa Spence. Ernestine overleed op 30 januari 2009. Haar funeral service vond plaats op zaterdag 7 februari om 14:00 uur plaatselijke tijd in de Holy Spirit Catholic Church in Fountain Valley, California. Op haar blogspot schreef Melissa Spence een mooi verhaal dat haar grootmoeder en haar leven goed beschrijft:

 

For those of you that were not able to attend the funeral, below were the Words of Remembrance I gave about my Oma... "I was Oma’s youngest grandchild, although she had many great and great-great grandchildren after me. But ever since I was a little girl, I was always my Opa and Oma’s “princess”. Treated like a princess, they dotted me with lavish gifts. I especially remember receiving from Oma my gold baby ring - which I once lost in the grass at the park across the street from the de Man’s home, luckily it was found. And also I remember my child-size gold bracelet she gave me that I wore for years before having to get it cut off at my first soccer game match. Both the ring and bracelet have been handed down to my own daughter (another little girl most affectionately given the name “princess” by Oma). Madeline has worn the bracelet now for almost 5 years never taking it off.

I can remember way back when my parents would drive my brothers and I out to Hollywood to visit Oma and Opa in their apartment. Opa with his flashy rings on his fingers would play his piano as my Oma would accompany him on the microphone. She was always dolled up in her stylish hair wigs wearing false eyelashes. She loved to sing. My funny husband will be able to remind me that of her, as he is pretty good at voice impersonations and he’s got my Oma and my Dad down pat. He does a pretty good impersonation of Oma singing Copa Cabana.

Later when my parents moved Oma and Opa to their home in Rialto, we would continue to visit on the weekends. We would have dinner parties there eating off of their gold plated dish and silverware – Oma loved gold things. I remember always going through their home looking at all their unique Dutch and Indonesian décor, and of course admiring their artwork on their walls…many painted by her. Besides being a nurse my Oma was an artist. And I am happy to have inherited that trait from her.

In recent years when she moved in with my parents after Opa passed, she amazed many with her spunk, great memory with names and mobility in her old age. She kept her driver’s license into her late 80’s and often liked to drive to the mall to window shop and people watch for hours. She even went on a few road trips with my parents, visiting my family twice in Southern Oregon. On one of the trips we even took her on a jet-boat excursion touring the wild and scenic Rogue River. I believe she was the eldest passenger on the boat, she really enjoyed it…chanting with the other passengers to go faster and get wet. When she stopped traveling in the past 2 years it was always a treat for me to come and visit her, and have my children spend time with their Omi. A huge celebration was in order when she turned 90 a year and a half ago. So of course we had to fly out for it.My Oma was adored by many family and friends. She always kept up with her correspondences, writing with her lovely scrolling penmanship. And every time she saw a loved one, she always greeted you with her “Oma Kisses” which were kisses on the cheeks accompanied with a sniff from her nose. It’s because of all the things I spoke of her today that she lived a life full of love, walking in the ways of our Lord touching the lives who surrounded her. She will be missed tremendously. May you rest in peace now Oma with our Lord. I love you."

 

Ernestine Helena Hoff is geboren op 5 augustus 1917 in Banjuwangi. Ze trouwde Morris Fred Nix op 21 februari 1940. Ze kregen samen dochter Elfriede en zoon Edward, van wie Melissa Spence een dochter is, en van wie ik twee foto’s wist te bemachtigen van zijn grootmoeder, ofwel Jeanette’s moeder. In de jaren '50 verhuisde het gezin Nix via Nederland naar de Verenigde Staten. Ernestine’s jongere broer Eugene, is na de 2e wereldoorlog nooit meer terug gezien. Een andere funeral blog bracht me bij de zoon van Oom Charles Bogaard:

 

Charles Bogaardt, 64

POMONA - Charles Armand Bogaardt, 64, died Saturday, April 14, 2001, at his home.

Born July 20, 1936, in Batavia, Indonesia, he lived in Pomona for four years and was formerly of Vista for 25 years. He was a computer analyst for the U.S. government in Camp Pendleton for four years.

Mr. Bogaardt was preceded in death by his father, Charles E. Bogaardt, in 1999. He is survived by his mother Bertha Bogaardt of Pomona; brother Walter Bogaardt of Moor Park; and sister Yvonne Dumas of Glendora. A Mass will be celebrated at 1 p.m. Thursday, April 19, at Mission San Luis Rey with the Rev. Patrick Mulcahy officiating. Burial will follow at Mission San Luis Rey Cemetery.

Allen Bros. Mortuary Vista is handling arrangements.

 

Zijn schoonzus Eva, getrouwd met broer Walter, schreef een blog over de familie van haar man. Ik vertelde Edward Nix over deze oom en hij had wel over hem gehoord maar hij, noch zijn moeder, hebben ooit geweten dat haar vijf jaar oudere oom al die tijd zo dicht in de buurt woonde. Zonder geboorteakte is het me in ieder geval gelukt een foto bij het onbekende gezicht van Jeanette’s moeder te bemachtigen. Ik krijg het toegestuurd zoals onder. De dame links op de foto hieronder is Ernestine Wilhelmiene Bogaardt, met naast haar schoonzoon Maurits Frederik Nix en dochter Ernestine Helena (Tineke) Hoff.

Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indièˆ 16-12-1939

Oma's biologische moeder

Ernestine Wilhelmiene is het eerste kind uit de relatie tussen Ernst Theodoor Bogaardt en de Javaanse Kassirah. Ze is geboren in Modjokerto op 2 oktober 1898. Na dochter Ernestine, kwam in 1900 zusje Louise Marie, in 1901, broertje Willem Ernst, in 1904 zusje Dolly Gerarda, in 1905 zusje Ida Helena, in 1908 broertje John Frits en in 1914 Charles Ernst, wiens KNIL extract de namen van beide ouders noemt. Ernestine trouwde te Modjokerto Carel Hendrik Hoff op 30 oktober 1916. Carel was toen 27. Ernestine was net 18. Op 5 augustus beviel ze van dochter Ernestine Helena. Op 24 november 1918 beviel ze van zoon Eugene. Volgens de adressenlijst van Nederlands Indie van 1919 woonde het gezin in Surabaya waar als beroep van manlief wordt vermeld empl. Societa Marmori. Van 1920 tot 22 woonde het gezin in Buitenzorg waar haar echtgenoot werkte als mach. Ond. bij de firma Dramaga. In dit jaar wordt dit huwelijk ontbonden. Carel neemt de kinderen met zich mee. Het jaar daarop wordt Ernestine vermeld als echtgenote van Johan Carel Doppert, Houtvester 1e klasse te Randoeblatoeng. Opvallend is de vermelde J.C.Doppert daaronder, die met zijn echtgenote J.Ch.A. van As in Bekassi woont. Als ik het goed lees, heeft hij hetzelfde beroep. Vanaf 1934 verdwijnt de andere J.C. uit Bekassi uit het adresboek. E.W. Bogaardt blijft tot aan de editie van 1941 beschreven als echtgenoot van J.C., Doppert, adjunct houtvester 1e klasse te Randoeblatoeng. Dit is de laatste editie. Het verhaal tussen Ernestine en J.C. Doppert heb ik in het vorige hoofdstuk verteld. In de brief van ‘Oom Charles’, is te lezen dat een flinke onenigheid in 1932 tot een breuk leidde tussen Ernestine en haar familie. Het contact werd voorgoed verbroken. Dochter Ernestine Helena Hoff was niet positief over haar moeder, verteld haar zoon Edward Nix. Haar moeder was verslaaft aan gokken, maakte schulden en haar leven was een puinhoop. Ze verscheen nog op de verloving van haar dochter in 1939. Ernestine Helena had in Indonesië nog wel contact met haar moeder. Deze vrouw weet dus wel wat ze zegt, en berust zich niet op bijvoorbeeld alleen verhalen van haar vader. Je weet niet wat zich in het leven van mensen heeft afgespeeld dat invloed kan hebben op latere keuzes in het leven. Ernestine´s keuzes pakten niet altijd goed uit. Ze overleed op 24 november 1944, slechts 46 jaar oud en ligt begraven op het Pandu kerkhof te Bandung, Vak V420. De foto boven toont Ernestine met haar jongere zuster Dolly Gerarda. De foto moet gemaakt zijn rond 1907/1908. Daaronder de enige foto van haar zoon Eugene, en dochter Ernestine Helena (Tineke).

 

Oma's geboorteakte gevonden!

Eindelijk na jaren van onderzoek krijg ik op 6 juni 2022 een kopie van de officiële geboorteakte van Oma in handen.  Ze kwam dus ter wereld in een klein plaatsje genaamd Japanan, vlakbij Bangil, in het huis van Frans van Moll die werkzaam was op de suikerplantage Gempolkrep vlakbij Mojokerto. Oma is dus geboren te Japanan op 19 juli 1929 des namiddags (avond?) ten tien ure en veertig minuten. Als haar biologische vader wordt een J.C. Doppert vermeld. Voornamen onbekend. Echter wordt over hem vermeld dat hij gepensioneerd adjunct houtvester was te Trenggalek. En dat was Johan Carel Doppert.

Oma's biologische vader

Jeanette weet helemaal niets van haar vader. Hij was een Doppert en voor zover zij dat weet een notoire rokkenjager, die voor haar geboorte al niet meer in beeld was. Haar zoektocht naar familie om iets meer te vertellen, strandde in de jaren tachtig bij een oom genaamd Adolf, woonachtig in Haaren in de buurt van Den Bosch, die over de scheiding van haar ouders weigerde meer informatie te geven. Afgaand op de Doppert stamboom van Louis Doppert, moet deze oom Dolf een volle neef zijn geweest van Johan Carel. Het verhaal binnen onze familie zit weer anders in elkaar. Jeanette is om een of andere reden overtuigd geraakt dat haar vader Johan Coenraad heette. Jeanette was in Nieuw Guinea, met echtgenoot Teddy in het ziekenhuis. Daar werd haar meisjesnaam opgeroepen, maar ene Karel Doppert stond op. Dat moest wel familie zijn. Kennisgemaakt en wel, vertelden de families elkaar hun verhaal van vaders die niet in beeld waren. Ze concludeerden dezelfde vader te hebben en dus halfbroer en zus te zijn. Karel Doppert weet aan de hand van zijn geboortebewijs dat zijn vaders naam Johan Coenraad is. De sporen van Jeanette´s moeder, leiden echter toch echt tot Johan Carel Doppert. Frappant is dat beide Dopperts in de regeringsalmanakken exact dezelfde initialen hebben, en een tijd lang ook hetzelfde beroep. Ze trouwen beiden ook een Bogaardt uit dezelfde familie. Nu willen sommigen in de familie geloven dat het huwelijk tussen Johan Carel en Ernestine Bogaardt gestrand is omdat neef Johan Coenraad zich in hun huwelijk mengde. Grappig genoeg is de verwantschap met het sultanaat van Solo een aangenomen feit, terwijl die juist loopt via de grootvader van Johan Carel. Tot zover beperk ik mij tot de feiten die ik heb, en die wijzen duidelijk naar Johan Carel. Johan Carel Doppert is geboren te Djokjakarta op 22 december 1879 als zoon van Vreede Wilhelm Doppert en Anna Paulina Henrietta van Bronckhorst, roepnaam Roos. Johan Carel begon zijn carrière in het Boschwezen. In de regeringsalmanak van het jaar 1900 werkt hij als houtvester in het district Japara. Op 11 februari 1903 trouwt hij te Pati, Antoinette Charlotte van Bemmel. Op 23 juni 1904 wordt hij te werk gesteld in het boschdistrict Probolingo-Bezoeki, standplaats Wangkol. Op 20 augustus 1908 gaat het stel uit elkaar. Antoinette hertrouwt Frederik Hendrik Muller, opnemer Boschwezen, te Pati op 02-04-1910. Op 24 oktober 1908 trouwt Johan Carel ene Louisa van Bemmel. Op 23 juni 1911 wordt hij in het district Kediri geplaatst, toegevoegd aan den Chef der inrichting, standplaats Ngandan.

Johan Carel kom ik ook tegen in Amsterdam. Volgens de registers van tussen 1911-1920 afgedane gezinskaarten, bevindt hij, rijksambtenaar houtwezen,  Oost Indie,  zich daar sinds  28 augustus 1917 . Op  7 december 1920 wordt het stel uitgeschreven, maar zij zijn al eerder vertrokken.  Johan Carel blijkt op groot verlof met zijn, volgens registratie 10 jaar jongere echtgenote Louisa van Bemmel. Ze verblijven aan de Leidsche straat nummer 28. Onder een fragment van hun huwelijk uit het Soerabajasche Handelsblad van 1908 en uit het Amsterdamse registers van tussen 1911-1920 afgedane gezinskaarten:

Waar in het koude kikkerlandje alles nog koek en ei is, volgt op 23 maart 1920 een echtscheiding. Op 25 juni 1920 trouwt Johan Carel met Wilhelmina Scholten. Aan dit huwelijk komt een abrupt einde als op 11 oktober 1922, Wilhelmina zelfmoord pleegt door zichzelf te vergiftigen met Carbol, omdat ze werd bedrogen door haar echtgenoot. Dat verhaal is binnen de familie Scholte bekend. De begrafenis is op 14 oktober. Het krachtenbericht luidt:

Op den 11den jongstleden (oktober 1922) overleed plotseling mijn dierbare echtgenote Wilhemina Paulina Doppert, geboren Scholte. J.C. Doppert Koendoeran 14 october 1922. Met  Ernestine Wilhelmine Boogerdt verlooft hij zich op 28 februari 1923. Op 22 december 1923 trouwen zij te Woeloeng, Randoe Blatoeng. Volgens een stamboom Ewijk moet Johan Carel zijn overleden op 19 december 1936. Onder foto’s van de echtgenotes zover ik die boven water heb. Van links naar rechts Louise van Bemmel (met Carel) en Wilhelmina Paulina Scholte.

Onder een fragment uit het stamboek van Indische pensioenen van Ambtenaren en Militairen dat zijn moment en plaats van overlijden bevestigt.

Oma's grootouders Doppert

Vreede Wilhelm Doppert is volgens de regeringsalmanak van 1848 geboren te Surabaya op 16 augustus 1847. Vreede was een zoon van Johan Wilhelm Doppert en Josephina Pietemella Anthonio. Hij huwde Anna Paulina Henrietta (Roos) van Bronckhorst op 8 januari 1872 te Djokjakarta. Haar ouders zijn dan al overleden. Vanaf 1873 komen zij voor het eerst voor in de almanak, als inwoners van Djokjakarta. Over zijn beroep vermeldt de almanak helaas niets. Ik zoek naar sporen van zijn bestaan in de diverse gearchiveerde Oost Indische kranten. De Locomotief, het Samarangs handels en advertentie blad, is een van de bronnen waarin ik hem een aantal keren tegenkom. De eerste is die van 28 juni1867. Het gaat om de benoeming van V.W. Doppert tot ‘eleve translateur’, klerk bij de residentieraad te Soerakarta. In de Locomotief van dinsdag 15  december 1878 is Vreede op zoek naar een kastelein voor zijn sociëteit:

Gegadigden voor de betrekking van Kastelein in de sociëteit “de Vereeniging” te Djokdjakarta gelieve zich met franco brieven onder overlegging van getuigeschriften te wenden voor 15 december e.k. tot de secretaris. De voorwaarden liggen ter lezing bij den kastelein van genoemde sociteit en bij den secretaris, bij wien verder alle inlichtingen ter zake te bekomen zijn. De directie, A.Resink, president. V.W.Doppert, Secretaris.

Vreede zou de gave hebben gehad om met handoplegging pijnen te verlichten of te laten verdwijnen. Hij nam het batikbedrijf over van zijn tante Johanna Augusta Doppert over.

Op 22 december 1879 wordt te Djokjakarta een zoon geboren genaamd Johan Carel Doppert.. Johan Carel krijgt er later nog een zusje bij genaamd Marie.

 In de Locomotief van dinsdag 15 februari 1898 staat het volgende artikel:

De Heer V.W. Doppert, alhier woonachtig,die dikwijls als tijdelijk tolk voor den raad van Justitie te Semarang en voor den rechter-commissaris bij dien Raad fungeerde, is thans door den Directeur van Justitie benoemd tot translateur voor de inlandsche talen teSemarang, buitenbezwaar van den Lande

1898: Heden overleed in den ouderdom van 46 jaren de heer C.W.C. van Bronckhorst. Namens de familie, V.W. Doppert.  17 september.

In de Locomotief van 30  september 1899 staat het volgende artikel:

Politie:  De assistemt resident voor de politie van Semarang maakt bekend dat ter hoogfdplaats aldaar is benoemd tot wijkmeester van wijk no 4 de heer A.E. schreudersen van wijk 6 de heer V.W. Doppert. Semarang 30 september 1899 De assistent Resident vd G Hogenraad

In de Locomotief, Samarangs handels en advertentie blad van 21 oktober 1899 staat het volgende artikel
A.J. van Bronckhorst en echtgenoote p.p.c. Verhinderd afscheidsbezoeken af te leggen. Gemachtigde de Heer V.W Doppert die tevens optreedt als beheerder van Karang-Ajoe.

In de Locomotief, Samarangs handels en advertentie blad van 21 december 1899 staat het volgende artikel:

Van den Heer V..W. Doppert alhier ontvingen wij in dank een door hem ontworpen scheurkalender die behalve onze data, alle tijdrekeningen voor den Javaan aangeeft. De peringkelaus, de woekoes, de mongso's, de week- en passerdagen, alles duidelijk toegelicht maakt het gebruik van dezen almanak zeer gemakkelijk. De blaadjes zijn eens in de maand af te scheuren, hebben op de ruggezijde de gegevens van het vorige jaar in dezelfde maand; een soort van memorandum alzoo. Wij twijfelen niet of deze, voor den Javaan bijzonder praktisch bedachte en keurig uitgevoerde dagaanwijzer zal een uitgebreid debiet hebben. Voor ambtenaren, Europeesche zoowel als inlandsche, kan de raadpleging van dezen almanak zijn nut hebben.

Op 14-07-1900 adverteert Vreede het volgende:

Te huur: met 1 augustus het huis te Karang-Ajoe thans nog bewoond door den heer van Oosterzee

In de Sumatrapost van vrijdag 29 juni 1917 jaargang 19 nummer 150. staat een artikel over Dhojar thee tegen malaria. Hierin wordt Vreede Wilhelm Doppert genoemd vanwege een recept.

 [..Ik ben aan dit middel gekomen door een zekeren heer V.W. Doppert, sedert overleden, .wiens vrouw jaren geleden, toen hij als tolk bij den Raad van Justitie en redacteur van een Maleisch blad te Semarang woonde, aan zware malaria heeft geleden en onder geneeskundige behandeling tot in des treure chinina heeft moeten slikken, zonder dat er eenige verbetering in haar toestand kwam. Toen hoorde hij eens een stem, waarin hij die zijner overleden moeder herkende, die hem toefluisterde om zijn vrouw djohar-thee te laten drinken en tevens de bereiding en gebruiksaanwijzing ervan aangaf. Men stroopt van den top van een  djokartak een handvoi van de jongste bladeren af en kookt die in een trekpot met zes koppen water tot er slechts drie koppen vocht overblijft en drinkt daarvan 8 x daags een kop. Alle dagen moet een verse kooksel gemaakt worden. Nadat merkbare beterschap is ingetreden gebruikt men twee koppen daags als men zich geheel normaal voelt, dan nog eenigen tijd 1 kop om de genezing te consolideren. Met dit middel is mevr, Doppert in betrekkeleijken korten tijd geheel genezen. Sedert heeft de heer Doppert nog verscheidene andere personen van malaria genezen. En zo ben ik er toe gekomen om ook dat middel toe te passen […]

Onder een foto uit 1896 van de sociëteit:

 

Oma's grootouders Bogaardt

Volgens de “Naamlijst der Europeesche inwoners van Nederlands Indie en opgaven omtrent hun Burgerlijken Stand” is Ernest Theodoor Bogaardt geboren op het eiland  Saleyer op 19 oktober 1874. De enige Bogaardt daar woonachtig is volgens diezelfde almanak ene Henrij Charles. In een beschrijving van het geslacht Du Puy op Java komen we Willem David Herman du Puy tegen, geboren te Meester Cornelis op 26 juli 1881, employé Bataafsche Petroleum Maatschappij, overleden. Balikpapan (ZO.-Borneo) 30 mei 1915. Hij  trouwde Tandjong Poera 25 okt. 1906 Eugénie

Eléonore Bogaardt, geb. Semarang 3 april 1886, overl. ‘s-Gravenhage 7 mei 1971, dr. van Charles

Henry en Louise Henriette Tremio.

 

Dochter Ernestine Wilhelmiene geboren op 2 oktober 1898

1899 Woonachtig te Bojolali (vlakbij Soerakarta) Vermeld als E.Th. Bogaard.

Dochter Louise Marie geboren op 12 februari 1900 te Modjokerto

Zoon Willem Ernest Geboren op 19 december 1901 te Modjokerto

Dochter Dollij Gerarda geboren op 3 april 1904 te Modjokerto.

Dochter Ida Helena geboren op 24 mei 1905 te Modjokerto

Zoon John Frits geboren te Modjokerto in 1908

Zoon Charles Ernest geboren op 7 juni 1914 te Modjokerto

Ernest en gezin waren in 1920 woonachtig in Sidoardjo. Ernst was magazijnmeester bij de Staatse Spoorwegen. Tot zijn tegenzin werd er aangekondigd dat hij zou worden overgeplaatst naar Madura. Dit geheel tegen zijn zin.

Verhuisd naar Tjepoe (Rembang) om bij dochter Ernestine en schoonzoon Carel Doppert,aldaar adjunct houtvester, in te trekken met de drie jongste kinderen.

Verhuisd naar Trenggalek waar Carel Doppert een stuk land had gekocht met een huis erop.

Vanwege onenigheid tussen dochter Wilhelime en moeder Kassirah verhuisd het gezin in 1921 naar Modjokerto

Ernest is in 1930 met pensioen. Kan studie zoon Charles Ernst niet betalen.

Onder een foto van de families Bogaardt en Breuer ter ere van het huwelijk van jongste zoon Charles Ernest en zijn bruid. Tweed en derde van links Ernst en de Javaanse Kassirah.

 

 

De Kraton van Solo

Johan Wilhelm, oma's overgrootvader, is in 1827 geboren te Soerakarta ofwel Solo, geboren als zoon van landhuurder Johan George Doppert en Johanna Philippina Franke. Johan Wilhelm wordt op 16 augustus 1847 vader van een zoon genaamd Vreede Wilhelm. Moeder is Josephina Petronella Anthonio. Het stel trouwt op 24 december van hetzelfde jaar. Samen krijgen zij nog drie kinderen. Een dochter met de naam Paulien en twee zonen genaamd Emiel en Adolf Maximiliaan. Johan Wilhelm wordt in de regeringsalmanak vermeldt als ingezetene van Soerakarta van 1949 t/m 1901. Echtgenote Josephina Petronella overlijdt op 5 september 1865.

Johan Wilhelm’’s tweede relatie brengt ons bij de zo in de familie bekende relatie tot het Keraton van Solo. Dame in kwestie is de ongeveer veertig jaar jongere Raden Nganten Mirahhingsi, waarvan Raden Nganten verraad dat het hier om een lagere adellijke titel gaat voor een gehuwde of ongehuwde vrouw, binnen Nederlandse adel vergelijkbaar met de titel barones. Mirahhinhsi bracht haar jeugd door in het Keraton Hadiningrat, bij het paleis van de Sunan binnen het ommuurde deel van de stad. Het werd in 1745 gebouwd door de Susuhan, de oudste tak van de familie. De Sultans van Solo zijn in tegenstelling tot die van Yokjakarta, altijd sterk pro Nederlands geweest. De nazaten van dit sultanaat bewonen het paleis nog altijd. Het Paleis is toegankelijk en bevat nu een museum.

 

 Mirahhingsi en Johan Wilhelm krijgen samen nog eens acht kinderen. Johan Wilhelm en Mirahhingsi zijn nooit getrouwd. Johan Wilhelm heeft hun gezamenlijke kinderen wel erkend. Johan Wilhelm moet als Landhuurder een rijk man zijn geweest. Volgens kleinzoon Louis Doppert, moet aan deze rijkdom een einde zijn gekomen aan het einde van de 19e eeuw. Johan Wilhelm ging failliet en vocht zich weer een weg naar boven als verhuurder van rijtuigen. Omdat het stel nooit was getrouwd behield Mirahhingsi haar grondbezittingen. De opbrengst hiervan hielp hen door de moeilijke tijden heen. Johan Wilhelm Doppert overleed te Soerakarta op 11 april 1918. Mirahhingsi overleed een paar jaar na de bersiaptijd. Van haar zijn helaas geen foto’s beschikbaar.

 

Onderstaande foto is volgens nazaat Louis Doppert vermoedelijk gemaakt in 1917, op de 90 ste verjaardag van de in het zwart geklede Johan Wilhelm Doppert. Helemaal rechts met bril staat zoon Vreede Wilhelm (dan 70jr) met tussen hem en zijn vader in zittend, echtgenote Roos (Anna Paulina Henriette) van Bronckhorst. De dame staand tussen Johan Wilhelm en Roos in is Marie, dochter van Vreede Wilhelm en Roos, met rechts van haar, haar echtgenoot. De man met snor rechts achter staand, is Johan Carel Doppert (dan 38jr) met een arm om zijn toenmalige echtgenote. 

 

De eerste Doppert in Nederlands Indie

Hoe Ludwig Doppert uit zijn geboortestreek in Amsterdam terecht kwam is niet bekend. Te voet? Per schip? Feit is dat hij kwam voor een baan bij de VOC. Ludwig liet zijn voetsporen na in de straten van Amsterdam in de jaren tachtig van de achttiende eeuw. Hij was vast niet alleen. Amsterdam en de roemruchte VOC spraken tot ver buiten de republiek tot de verbeelding. De VOC betaalde goed handgeld. Waar verbleef Ludwig? Met een beetje geluk ontliepen hij en zijn maten de zogenaamde  'runners',  sjacheraars, die met een goed mondje Duits een slaatje wilde slaan uit  nieuwkomers door hen onderdak te bieden bij louche slaapplaatshouders die hen zo geld voorschoten dat uiteraard van het handgeld zou moeten worden terugbetaald.  Sommige nieuwkomers hadden een aanbevelingsbrief en troffen een geschikte herbergier die hen behalve een fatsoenlijke slaapplaats ook een goede maaltijd bood.  Nieuw VOC personeel uit Amsterdam meldde zich aan bij het Oost-Indisch huis aan de Oude Hoogstraat. Men werd op de binnenplaats in groepen verdeeld en het gebouw ingeleid waar schippers en klerken hen opwachtten. Na een aantal vragen over lichamelijke toestand en ervaring werd beslist of en waarvoor de aanmelder geschikt was.  Ludwig trad op 13 juli 1786 in dienst als soldaat. Of hij direct werd aangenomen weten we niet. Men blufte wel vaker over vaardigheden en keerden na afwijzing de volgende dag gewoon weer terug met nieuwe beweringen.

Zou Ludwig zich gerealiseerd hebben wat hem te wachten stond in die verre bestemming? Waarschijnlijk had hij geen flauw idee. Ervaring op zee had hij waarschijnlijk niet. Anders had hij wel een passende functie gekregen. Soldaat was het dan. Het pas geworven personeel meldde zich bij de Montelbaanstoren, waar de inscheping plaatsvond richting Texel.  Het schip de Maria, een zogenaamd fluitschip gehuurd door de kamer van Amsterdam van het koopmansgeslacht de Stadt uit Zaandam, neemt Ludwig mee vanuit Texel en komt op 2 januari 1787 aan op de Kaap. Peter Siskes is de baas aan boord van de 908 ton wegende fluit. Het schip vertrekt weer op de 29ste van die maand en arriveert te Batavia op 12 mei 1787. Voor de vaart heeft Ludwig niet betaald gekregen. Dat zou ook gaan gelden voor een eventuele terugreis. De bemanning bestond overwegend uit zeelieden en soldaten. In totaal stapten 128 zeelieden aan boord. Het schip nam 193 soldaten mee, 30 ambachtsmannen en 2 passagiers. Nog voor de kaap kwamen 9 zeelieden om het leven. 25 zeelieden stapten uit op de Kaap. Uiteindelijk komen aan te Batavia 89 zeelieden, 97 soldaten, 21 ambachtslieden en 5 passagiers. Op 12 december 1787 vertrekt het schip weer richting de republiek. Het schip liep op 25 augustus 1788 op de klippen in de Plettenberg Baai, vlakbij de Kaap. Een deel van de goederen werd gered en overgeplaatst op de schepen Jonge Frank en Duifje. Ludwig wordt uiteindelijk in Samarang geplaatst. Hij blijft nog 14 jaar in dienst om de VOC uiteindelijk te verlaten op 30 juni 1801. Of hij dan is overleden, weten we niet. Intussen loopt Ludwig een dame tegen het lijf en samen zetten ze de eerste halfbloed Doppertjes op de wereld. Als eerste wordt geboren een dochter, genaamd Anna Maria. Johan Coenraad volgt. Lodewijk is het derde kind. Michiel Lodewijk het vierde. Als laatste wordt Johan George geboren.

Het scheepsjournaal van het schip de Maria, is beschikbaar via het Nationaal Archief te Den Haag

Archiefinventaris 1.04.02
6756 Maria: Grootboek en journaal, 1786 - 1787 1786 - 1787

 

 

De eerste Bogaardt in Nederlands Indië

Anthonij Bogaardt is geboren op 25 december 1740. Vader is Anthony Bogaardt. Moeder is Cornelia van Duijfhuyzen. Anthony vertrok als hooploper op 30 december 1757 op het schip 'Osdorp' naar Hougly, Chinsura, Bengalen. Hij woonde toen in Den Haag. Hij maakte een flinke carrière van negotieboekhouder, koopman, dispencier assistent koopman naar opperkoopman naar Resident van Bengalen. Deze Anthony speelde een rol in de verhouding tot de concurrerende Engelse Oost-Indische Compagnie, wat hem deed belanden in Engelse krijgsgevangenschap. Op 20 juli 1787 werd hij benoemd tot opperkoopman en Resident van Bengalen. Sociaal wist hij zich goed te bewegen en kwam zo in aanraking met de gevestigde familie Immens. Hij trouwde met Johanna Immens. Johanna was de dochter van Jhr. Andreas Franciscus Immens, onderkoopman en fiscaal voorde VOC van de factorij van Hougly, Chinsurah, Bangelane en Henrietta Cornelia Maria de Maregnault. Haar vader was de fiscaal voor de VOC van Ceylon, later opperkoopman te Batavia om later deel uit te maken van de Heeren XVII voor de Kamer van Delft.
In Chinsurah werd Anthony III ingewijd in de Vrijmetselaarsloge Solomon, waar hij de graad van gezel verwierf op 31-10-1770. Later was hij medeoprichter van de Loge Standvastigheid in Hougly in het jaar 1772.
Anthony III was goed bevriend met Cornelis van Citters met wie hij en een andere vriend, de VOC directeur Johannes Ross, het breed lieten hangen, omdat welvaart nu eenmaal gevierd moet worden. Diners met 50 gasten aan prachtig gedekte tafels terwijl de muziek speelde en voorstellingen werden gegeven. Dan werd er tot in de ochtend vrolijk gedanst.
Op 19-9-1788 stierf Anthony III, maar niet nadat hij zijn slaaf Condon en slavin Diana had bevrijd en een legaat had achtergelaten ten gunste van dienstbode en christenvrouw Pasquale vanwege haar jarenlange diensten en verzorging tijdens zijn ziekte. De twee huizen werden verkocht op 7 mei 1789. Een huis bevond zich op ongeveer 3 kilometer van Chinsura. Het had twee hallen met een benedenkamer en een grote bovenkamer, omgeven door vele belendende huizen in een grote tuin waar ook nog een tuinhuis was gebouwd. Het tweede huis was meer op dagelijks gebruik gericht met 4 slaapkamers, twee hallen, twee closet boudoirs en nog bediendehuizen. Op 11 november 1771 werd te Hougly Chinsurah zoon Anthony Theodoor geboren.
De weduwe Johanna Elisabeth Immens met de 4 in Chinsura geboren kinderen bleven welverzorgd achter. Van de vier bleven echter alleen Anthony Theodoor(1771-1829) en Johanna Adriana(1772-1854) in leven. Zij trouwde na het overlijden van haar Anthony met Teunis van den Broek te Chinsurah. Deze overleed in 1796, waarna zij in het huwelijk trad met Dr. Johan Frederik Geisler, medisch arts in Chinsura en president van de Parel Visserij Compagnie. Zij scheidde van deze man in 1802 en vestigde zich in Setampur te Bengalen.
Dochter Johanna Adriana huwde de Brigadier Jacob van Renen uit Kaapstad. Anthony Theodoor maakte de Engelse bezetting van Bengalen mee, werd 2e Resident onder de Resident D.A. Overbeek.(Staatsalmanak 1822). Hij trouwde in 1798 met Catherina Hermine Regel.
Het tractaat van 17 maart 1824 markeerde het einde van de Nederlandse aanwezigheid op het Indiase subcontinent. Meer dan 100 factorijen werden in de loop van 1825 overgedragen aan de Engelsen en de grote uittocht van Nederlanders naar de andere koloniën zoals Suriname en Batavia was begonnen. De achterlating van familie van gemengd bloed moet problematisch geweest zijn getuige de vele nazaten van Burghers in India en Ceylon. Tegelijkertijd werd ook het tractaat van Batavia gesloten met de overdracht van de door de Nederlanders (Gouverneur Generaal Raffles) gestichte stad Singapore. Voordeel was dat nu Engels-Nederlandse conflicten over Sumatra waren beslecht. Sumatra was en blijft Nederlands en Atjeh blijft een soeverein Sultanaat totdat dit onhoudbaar bleek. Anthony Theodoor trouwde in 1798 de op 19 oktober 1775 in Madras geboren Catharina Hermina Regel, dochter van Frans Regel, oud politieman in Katwijk en boekhouder en expediteur van de VOC factorij te Houghly, Chinsura werd in Batavia tweede kommies op de Algemeene Secretarie onder Johannes Hendrik de Waal. Hermina Bliek was haar moeder. Anthony Theodoor vond werk als 2e kommies bij de Algemeen Secretarie in Batavia en werd later President van de Wees en Boedelkamer van Batavia. Hij overleed te Batavia in 1829. Anthony Theodoor was net als vele anderen liever in India gebleven, maar had geen keus omdat in 1795 de gevluchte stadhouder Willem V in Kew Gardens, het huis waar hij verbleef in zijn indolentie een verklaring had opgesteld. Deze Verklaring van Kew behelsde de aanwijzing voor de bestuurders van Nederland en de overzeese gebieden om de gebieden in de Oost, dus India, Ceylon, Malacca en Nederlands Indië maar aan de Engelsen over te dragen. Gelukkig was deze stadhouder totaal niet bevoegd om dit te doen, omdat hij onder de Generale Staten van de Nederlanden ressorteerde, maar toch. De Engelsen konden niet direct hun voordeel hiermee doen, maar dat deden ze uiteindelijk toch en wel met het Verdrag van Wenen. Het Verdrag van Wenen werd opgesteld om Europa na de desastreuze periode van het Napoleontische Imperium opnieuw in te delen. Deze indeling maakte voornamelijk gebruik van verdeling langs de lijnen van het erfgoed van oude koninkrijken en andere adellijke lijnen. Vooral omdat de Nederlanden aarzelden om de Republiek weer op te tuigen en het volk in hun barre armoede weer om een Oranje riep, was dat voor Engeland genoeg om de zoon van de indolente stadhouder te bombarderen tot soeverein Vorst van de Nederlanden (Oostenrijk ging zelfs akkoord met toewijzing van de Habsburgse Nederlanden aan Willem I). Dit betekent uiteraard der zaak dat alle zakelijke goederen en landrechten aan diezelfde Souverein zullen toevallen. Hiermee werdt via een omweg de Verklaring van Kew rechtsgeldig verklaard. Vanaf 1814 ging er een stroom van diplomaten naar Londen om de schade te beperken. Een tijdelijk teruggave van de Indiase bezittingen was het gevolg tot 1824. Uiteindelijk werd bereikt dat via het Sumatra Tractaat een uitruil plaats vond van de Engelse rechten op Sumatra en Atjeh tegenover het opgeven van de exclusieve materiële rechten en handelsrechten op India Ceylon en Malakka met Singapore. Daar de Kaapkolonie al in Engelse handen was werd dit niet betrokken bij de onderhandelingen. Duizenden Nederlanders verloren hun positie en hun dromen. Zij verhuisden vaak naar Java en Sumatra omdat vertrek naar Nederland, dat na de Franse bezetting in diepe armoede en ellende was gedompeld, natuurlijk niet echt een optie was. Zo gingen ook de Bogaardts vrijwel allemaal naar Batavia en sommigen bleven in de nu Engelse gebieden, zoals op Malakka en Sri Lanka.


1817 2e resident van Chinsurah van 1817 tot 1823
1821 -1824 Vermelding 2e residentschap onder de resident D.A. Overbeek.
1825
Vermeldt als intekenaar voor 25 gulden voor de slachtoffers van de watersnoodramp in Nederland in februari.
1826 Vermeldt op adressenlijst Batavia
1827 Lid van de Wees en Boedelkamer van Batavia.
1827 Vermeldt op adressenlijst Batavia
1829 Vermeldt als lid van de weeskamer te Batavia
1829 Vermeldt onder de hoofdkommisie van landbouw
1829 Overledene: Anthonij Theodoor Bogaardt ()
Plaats: Batavia
Datum: 26-07-1829
Opmerking(en): Gehuwd met Catharina Hermina Regel
Bijregister:
RA jaar/bladzij: 1830/195


1859 Overledene: Catharina Hermina Regel (Vrouw)
Plaats: Batavia
Datum: 02-12-1859
Opmerking(en):
Bijregister:
RA jaar/bladzij: 1861/64

 

 

 

Nog meer voorouders buiten Nederland

 

Pierre Tremiot (Frankrijk)

Op 7 juli 1782 meldt zich bij de VOC, kamer Amsterdam op de Kaap, de Franse Pierre Tremiot, afkomstig uit Scysuis Saone. Als sergeant stapt hij op het schip de Zeepaard en heeft vermoedelijk het gezag over de soldaten. Kapitein is Pieter Thijssen. Het schip arriveert te Batavia op 18 juli 1783 . Pierre Tremiot meldt zich dan direct af bij de VOC. Op de namenlijst van Christelijke inwoners van Djokjakarta wordt vermeldt, Geertruida Jacoba Vodegel, vrouw van de Hr. Tremio, gereformeerd Ledemaat. Echtgenoot Pieter wordt apart vermeldt als Pieter Tremio capitain van Sequisomo (afkomstig), getrouwd, rooms en vader van 3 kinderen. In 1807 verschijnt Geertruida opnieuw in de namenlijst van Christelijke inwoners van Djokjakarta:

Naam: Geertruijda Jacoba Vodegel
Geboorteplaats: Niet bekend
Godsdienst: Gereformeerd
Naam Echtgeno(o)t(e): wijlen Trimio

 

Thomas Turner Basset (Engeland)

Thomas Turner Basset is geboren in Kent. In 1778 was Thomas een cadet (militair). In 1779 voer Thomas naar India op het schip de Ceres. Het schip vertrok op 16 juni. Thomas was captain of the native Infantry bij de tweede Mahratta oorlog.In 1804 wordt hij gepromoveerd tot Luitenant kolonel. In 1804 raakt Thomas gewond bij de verovering van Delg. Op 21 september 1806 was Thomas Luitenant Kolonel van de 18th Native Infantry, die overging in de 26th and 20th Native Infatry.Hij werd in 1808 gezonden naar Penang (Prince of Wales Island)

Ik kom 2 van Thomas’ promoties tegen in de In the Asiatic annual registers van 1804 op blz 148
8th native regiment Captain Thomas T. basset to be major, from the 19th of January, 1805 vice Ball promoted.
en de registers van 1805 op blz 122.
The gouvernor-general in council is pleased to make the following promotions in consequents of the orders for raising the 24th, 25th, 26th and 27th regiments of native infantry. The officerws now promotedare to rank from the 21st of September 1804.Majors [..] Thomas Turner Basset [..] te be lieutenant-colonels from the 21st September 1804.

In dat jaar werd ook een begin gemaakt aan de introductie van de Engelse wetgeving in Maleisië. Een van de vele zaken die aangehaald worden is de zaak Kamoo v ThomasTurner Bassett (Penang 1808) 1 Ky 1. De aanklager was een werknemer van de beklaagde in de vorm van butler/tafel serveerder. In dat werk werd de aanklager zwaar mishandeld door de beklaagde. De aanklager klaagde Thomas Turner Basset aan voor geweldpleging en gevangenschap.
Op 27 oktober 1810 werd te Serampoer dochter Diana Lavenia gedoopt, dochter van Thomas Turner Basset en zijn vrouw Clara.

 

Pieter Dominicus Anthonio
De almanak geeft rond 1820 onder de Europese inwoners van Nederlands Indie 2  Anthonio's aan. De een is Anthonia Elisabeth Anthonio. Zij trouwt in 1818 Nicolaas Bartholomeus Knaap.  Deze laatste komt in 1815 voor als bookkeeper, en in 1817 als gepensioneerde tractement overdrager in Samarang.  Het Katholieke doopregister van Semarang meldt de geboorte van hun eerste kind:

22 Maji 1819 est natus et 11 Julii 1819 baptisatus Petrus Franciscus Nicolaus,
filius legitimus Nicolai Bartholomai Knaap et Antonia Elisabetha Anthonio,
conjugum. Susc: Petrus Franciscus de Reuter et Carolina Henrica Stekkinger

In 1826 kom ik van hen nog een kind tegen:
18 Augusti 1826 est nata et 4 Aprilis 1827 baptisata Carolina Elisabeth, filia
legitima Nicolai Bartholomai Knaap et Antonia Elisabetha Anthonio, conjugum.
Susc: Franciscus Ludovicus Kreeft et Maria Elisabeth Vogel.

De andere is Pieter Dominicus Anthonio. In het Katholieke doopregister van Semarang kom ik een kind tegen van Pieter Dominicus Anthonio en de vrije vrouw Jacknoe:

23 Julii 1816 est natus et 13 Septembris 1819 baptisatus Petrus Eduardus,
filius naturalis Petri Dominici Anthonio ex matre infideli libera nomine
Jacknoe. Susc: Joannes Petrus Stekkinger et Joanna Martina Lourdel.

Pieter Dominicus treedt in 1820 te Semarang in het huwelijk met Anna Maria Doppert.  Het kan zijn dat Jacknoe is overleden. Het kwam ook vaak voor dat inlandse moeders opzij werden geschoven als een europese kandidaat zich voordeed. Als Pieter Dominicus Anthonio de vader is van Josephina Petronella, dan is  zij een dochter geweest van zijn tweede vrouw Anna Maria Doppert, dochter van VOC soldaat  Ludwig Doppert. Dat zou betekenen dat zij en haar echtgenoot familie zouden zijn geweest.  Zij zouden volle neef en nicht zijn geweest.  Pieter Dominicus overlijdt te Semarang op 18 januari 1829.

De almanak van 1822 meldt een Anna Catharina Anthonio, overleden Semarang 17 september 1821. Het is niet duidelijk of het hier om een kind gaat, of een volwassen persoon. In het laatste geval kan dit een zuster zijn van de twee eerder genoemde Anthonio's.

 

De Anthonio's kunnen zich al meerdere generaties in Indie bevinden voor Pieter Dominicus. Echter omdat deze achternaam pas aan het begin van de 19e eeuw voorkomt in diverse bronnen, lijkt het waarschijnlijk dat de eerste Anthonio tegen het einde van de VOC is verschenen.  Roosjeroos meldt mij het overlijden van een Manuel Anthonio te Semarang op 15-09-1817.  Die naam vind ik als VOC opvarende ook terug. Het betreft een matroos uit Madeira die met het schip de Gerechtigheid op 3 april 1783 naar Batavia. Volgens het stamboek overleed hij op 19 oktober 1784. Roosjeroos meldt mij achter dat er een Manuel Anthonio overleden is, volgens de VOC zonder testament of goederen, te Semarang op 15 september 1817. 

 

 

Vragen en reacties op deze pagina kunnen hieronder geplaatst worden: